Nadat ik een tijdje filosofie had gestudeerd, besefte ik dat dit de meest verderfelijke wetenschappelijke discipline ter wereld is. In het begin is het fantastisch om de mechanismes achter ons denken en de belangrijkste maatschappelijke systemen te begrijpen, maar al snel gaat het je duizelen en uiteindelijk zit je depressief op de bank met een vuistdikke baard vol etensresten Friends te kijken - zonder te lachen. Wat heeft scheren nog voor zin na het lezen van Nietzsche? Waarom zou je nog kleren aantrekken als je het werk van Hobbes hebt bestudeerd? Hoe kun je na Foucault nog van je moeder houden?
Het journalistiek/filosofische NRC-supertrio Bas Heijne, Rob Wijnberg en Joris Luyendijk trekt nu al deze kennis voortdurend naar het hedendaagse. Daarnaast heeft het internet in het algemeen en WikiLeaks en Twitter in het bijzonder voor een verregaande transparantie gezorgd. Bij al deze onthullingen en duidingen word ik telkens overvallen door een dubbel gevoel: aan de ene kant is er fascinatie, aan de andere kant desillusie over zoveel verneuktheid. Na het lezen van Luyendijks Je hebt het niet van mij, maar… was ik bijvoorbeeld goed in de war. Wauw, ons politieke systeem bestaat uit een belangenverstrengeling van politici, journalisten, lobbyisten en voorlichters. Luyendijk eindigt het boekje echter zonder enige oplossing. Maar Joris! Hoe kunnen we een systeem dat zo ingewikkeld en bovendien volledig ingeburgerd is, in godsnaam veranderen? En als we het niet kunnen veranderen, wat heb ik er dan aan dat ik het weet?
De missie naar Kunduz is toch om Afghanistan te helpen? Nee joh, daar is mee ingestemd omdat we vriendjes met Amerika willen zijn, wat onze economische belangen dient. De rellen in Tunesië en Egypte, die zijn toch goed voor de globale democratisering? Niet helemaal: eerstgenoemde is oké omdat het een seculiere en dus ongevaarlijke achterban heeft, laatstgenoemde wordt deels aangevoerd door de Moslimbroeders en is dus niet oké. Boer Zoekt Vrouw dan, dat is toch gewoon leuk? Nee, dat is een vooropgezet programma met acteurs die zich voordoen als boer. En Yvon Jaspers is een robot.
Het wordt me allemaal wat teveel. Elke ochtend kijk ik in de spiegel en sla mezelf zo’n vier keer ferm op de wangen terwijl ik als een mantra herhaal: “Niet-cynisch-worden! Niet-cynisch-worden!”. Maar het helpt niets. Ik zit voortdurend als een verzuurde oude lul op de krant te schelden en mijn zinnen beginnen steeds vaker met “Het is toch een schande!” of “De mensen hebben geen idee!”. Mijn omgeving begint eronder te lijden. Vrienden zeggen afspraken op het laatste moment af en mijn moeder drukt me weg als ik haar op ons vast belmomentje probeer te bereiken. Zelfs de eenzame alcoholisten in mijn stamcafé schuiven angstig naar een hoekje van de bar, zodra ik het etablissement betreed.
Ik heb lang gezegd dat het negeren van problemen laf is. Mijn moeder wilde niet naar India omdat ze dan ‘al die ellende' zou zien, mijn broertje wilde geen argumenten tegen het eten van vlees horen omdat hij het ‘fokking irritant’ vond. Ik zag dit altijd als het equivalent van iemand die tijdens een discussie zijn handen tegen zijn oren drukt en heel hard 'la la la la' gaat zingen: kinderachtige realiteitsontkenning. Maar nu begrijp ik ze wel. Sommige dingen wil je gewoon niet weten; het leven is al moeilijk genoeg. Dat je vriendin haar orgasme faket. Dat je favoriete voetbalteam al jaren doping gebruikt. Dat de explosies in Die Hard 4.0 door een of andere computernerd zijn gemaakt, en niet door John McClane.
Transparantie en kritische denkers zijn heel belangrijk, maar er begint een overkill aan openbaringen te ontstaan. Doe het rustig aan! Mensen houden van hun illusies. Zoals Theo Maassen ooit zei: “Sta je een blikje coca cola te drinken, komt er iemand bij staan die zegt: wist je dat daar tweeëntwintig suikerklontjes in zitten? Flikker toch op man! Laat me even genieten. Ik heb dan altijd de neiging om als diegene met een lekker wijf ligt te neuken, erbij te gaan staan en te zeggen: wist je dat zij voor zeventig procent uit water bestaat?”