De wereld staat in brand en dat mag niet onbeschreven blijven. Marx zei het al, de geschiedenis herhaalt zichzelf, eerst als tragedie, dan als klucht. Jens kijkt honderdvijftig jaar later naar een nieuwe serie van Idols en beseft dat dat waar is.
In maart 2003 waren de dansvloeren op zaterdagavond leeg. Heel Nederland stemde af op de bloedstollende afvalrace van Idols. Elk weekend identificeerden we ons massaal met het gewone talent van de straat. De mysterieuze Hind, de knappe Jim en de doorsnee Jamai. Het geluk viel de gelukkigen toe. Konden wij daar misschien ook staan? 13 jaar en 85 spin-offs later blaast RTL de oude serie nieuw leven in. Tijd en vooruitgang lijken niet altijd elkaars beste vrienden te zijn.
De talentenjacht werd exemplarisch voor een soort cultuur die we massaal op de bank, samen met een zak chips, verorberden. Elke kreuk werd gladgestreken en elk onderscheid dat we gewend waren te maken werd opgeslokt en door deze fabriek in een mal gewurmd. De punkjongen, het operameisje en het popidool. Zelfs voor de zingende huisvrouw die zich herkent in de teksten van Kurt Cobain was er plek. We kregen Popstars, X-Factors en Voices Of Holland. We kregen zware en lichte kost. We kregen hoog- en laagcultuur. We kregen deskundigen en amateurs. Één pot nat. Om vervolgens de tot God verheven idolen, als de laatste kijkcijfers waren geteld en de lampen in de studio uit gingen, over te laten aan de onverbiddelijke wetten van de realiteit.
Voordat we goed en wel bekomen waren van dit eindeloze broeinest aan ‘artiesten’, staken de commerciële oproepen hun nek al uit voor het recht op al het andere talent dat ons land rijk was. Want stel je voor dat je een ambitieuze mentalist bent en al jaren in slaap valt onder een poster van Uri Geller? Of dat alleen je moeder je keer op keer complimenteert met de prachtige gelaagdheid van je taarten? Iedereen heeft talent! In onze vraatzucht gingen we naarstig op zoek naar nieuwe musicalsterren, modellen, chef-koks, K3-leden, dirigenten, dansers, kindersterren en grappenmakers. Er kwam zelfs een show waar je alleen ‘talent’ hoefde te hebben, wat dat ook was, zodat zelfs de figuurballon-hobbyist uit Assen zijn roeping leek te kunnen verzilveren.
Nu, 13 jaar later, zijn we weer terug bij af. Idols is terug maar lijkt nogal veel moeite te hebben Idols te zijn. De jury probeert met dezelfde maniertjes het elan van weleer hoog te houden, kijkt elkaar net te vroeg al aan, knikkend dat dit simpelweg het allerbeste moet zijn dat ze ooit hebben gehoord. Martijn Krabbé moet duidelijk wennen aan z’n nieuwe rol. Gepromoveerd van schouder om op te huilen in de green room naar de man met de hakbijl in de jury, schiet hij vol bij een Ariana Grande-impressie van een Christina Aguilera-impressie. Eva Simons onderbreekt een ietwat onzekere puber om te laten zien dat zij wél de hoge noot haalt die het makke lammetje op de ster niet in de tas heeft. Idols 2.0 is of té sentimenteel, of té nep, of té enthousiast of té bot. Idols doet Idols na en de imitatie slaat de plank mis. Zo wordt het programma zelf een van de kandidaten die auditie doet in zijn eigen show en jammerlijk faalt.
Er is echter niets zo exemplarisch voor het stilstaan van de tijd als de jurydeelname van oud-winnaar Jamai Loman. Alsof het allemaal een grote ironische klucht is. Ik zie het voor me. Over een aantal weken is de finale en wordt de kersverse winnaar omringd door gouden confetti. Trotse pauw Jamai loopt richting de superster in wording, gaat naast hem staan en schetst al fluisterend zijn roemrijke carrière: “Over 13 jaar mag je ook plaatsnemen in een Idols-jury die ons nadoet. Je mag op zoek naar een nieuw popidool. Dan sta je net als wij op deze plek. En mag je die kersverse ster vertellen dat hij over 13 jaar jouw plek mag innemen. Cool toch?”
Foto via Wikicommons