Tot veel te ver na haar puberteit identificeerde Joyce zichzelf met een onzeker persoon. Tot ze erachter kwam dat ze onzekerheid verwarde met een gebrek aan zelfrespect.
Volgens mijn moeder was één van de eerste dingen die ik fatsoenlijk kon zeggen: ‘nee, niet goed!’, als zij, liefdevol aanmoedigend, ‘goed zo’ zei bij iedere nieuwe stap in mijn ontwikkeling. Het is er met mijn zelfvertrouwen in de jaren die volgden niet bepaald op vooruit gegaan, tot veel te ver voorbij mijn puberteit. Keuzes durfde ik niet te maken, nee zeggen kon ik niet. Met die instelling deed ik ontelbare dingen tegen mijn zin, gaande van jobs tot, echt waar, een kus uit medelijden. Nu werk ik voor een nationale krant, maar wanneer mensen mij daar complimenten over geven, antwoord ik dat voor een krant schrijven niet zo veel voorstelt. En dat, vroeg of laat, het toch wel aan het licht zal komen dat het een vergissing was om mij aan te nemen. Deze sketch van Amy Schumer toont exact wat ik bedoel. Om tranen mee te lachen, om van te huilen zo triest.
Angst om door de mand te vallen
In al dat zelfkleineren lijk ik wel een schoolvoorbeeld van wat Vreneli Stadelmaier in haar boek Fuck die onzekerheid het impostersyndroom noemt: de voortdurende angst om door de mand te vallen. Het impostersyndroom is iets waar vooral vrouwen aan lijden, zegt Stadelmeier, en precies dat is er de oorzaak van dat zoveel vrouwen tegen het glazen plafond botsen. Dat ligt niet aan mannen, dat ligt niet aan bedrijven, nee, het is ‘onze’ eigen schuld, omdat ‘we’ zo onzeker zijn. Opvoeding (‘dat is niks voor meisjes’), culturele verwachtingspatronen (een meisje moet vooral lief zijn) en zelfs genetische predestinatie (iets met de hersenen en ook iets met hormonen natuurlijk) zorgen er volgens Stadelmeier voor dat vrouwen zichzelf wegcijferen, vooral bezig zijn met aardig gevonden willen worden en zich uit perfectionisme ofwel een burn-out werken ofwel, om de kans op mislukking te ontlopen, kiezen voor een halve carrière. En alles, alles begint en eindigt met de angst voor andermans oordeel.
Het klopt allemaal, alleen, ik word er zo treurig van dat die onzekerheid te reduceren zou zijn tot mijn vrouw-zijn. De feministe in mij steigert als ze zichzelf in haar bed een zelfhulpboek tegen onzekerheid ziet lezen: raak in zeven stappen af van onzekerheid. Onzekerheid, de vrouwenziekte.
Schrijfster Niña Weijers beschrijft in een van haar columns voor De Groene Amsterdammer hoe ze zich tijdens repetities van Jan Fabres theaterlaboratorium steeds kleiner voelt worden bij de aanblik van de ‘sterke, soepele, intelligente lijven’ van de dansers. Dan komt Jan Fabre zelve naast haar zitten: ‘Zeg meiske’, zei hij. ‘Heb jij eigenlijk een beetje talent?’ Overrompeld en blozend stamelt Weijers ‘Nou ja, ze zeggen het’. Achteraf bekeken het stompzinnigste antwoord ooit vindt ze, ze had ook gewoon ‘ja’ kunnen zeggen. Ze pakte haar notitieblok erbij en noteerde: ‘Bescheidenheid niet meer misbruiken als dekmantel waaronder eigenlijk lafheid, zouteloosheid en assimilatie schuilgaan. Onzekerheid bestaat, maar je mag niet doen alsof die fundamenteel is.’
Zie je wel, ik kan er niets aan doen, ik ben maar een bevestiging van de statistiek
Het heeft mij een poos gekost te weten te komen dat dat wat ik onzekerheid noemde, eigenlijk een gebrek aan zelfrespect is. Een dekmantel inderdaad, om verantwoordelijkheid te ontlopen. Kinderachtig, zeker bij een gebrek aan trauma’s. Maar is er niet iets wezenlijkers aan de hand? Heeft dat gebrek aan zelfrespect te maken met die genetische predestinatie waar Stadelmeier het over heeft? Misschien. En zijn vrouwen inderdaad niet vatbaarder voor zelftwijfel dan mannen? Ik vrees helaas van wel. Leaning out: Teen girls and gender biases, een recente Harvard-studie, wees alweer uit dat tieners, meisjes én jongens nog steeds vinden dat vrouwelijke leiders in krachtige beroepen zoals politiek minder geschikt zijn dan mannen, dat veel meisjes andere meisjes in een leiderspositie bekritiseren, dat tieners voelen dat hun leeftijdsgenoten vooroordelen hebben over vrouwelijke leiders én dat meisjes hun negatief zelfbeeld projecteren op andere meisjes. Het is allemaal waar, maar deze feiten helpen een onzekere persoon niet vooruit. Integendeel, het is verleidelijk om je erin te wentelen. Zie je wel, ik kan er niks aan doen, ik ben maar een bevestiging van de statistiek.
De allemansvriend, het kleine meisje en de goedzak
'Wees moedig’, schrijft Weijers. ‘Gedraag je als een volwassene.’ In 1961 schreef Joan Didion in haar essay On Self-respect min of meer hetzelfde: ‘de moed om je eigen fouten te dragen, is de bron vanwaaruit alle zelfrespect voortkomt’. ‘Zelfrespect heeft niets te maken met de bewondering van anderen, die al bij al redelijk makkelijk te misleiden zijn, het heeft niets te maken met reputatie, iets wat een moedig mens niet nodig heeft. Leven zonder zelfrespect is het onwillige publiek zijn van een oneindige documentaire over je mislukkingen, echte en ingebeelde, met nieuwe beelden bij iedere vertoning’, schrijft Didion. Die documentaire is precies waar iedere onzekere zich meteen iets bij kan voorstellen. Ze speelt vaak ’s nachts en houdt ons uit onze slaap. Dat oncomfortabele bed, schrijft Didion, maken we op voor onszelf. Of we erin slapen of niet, hangt ervan af of we zelfrespect hebben. Je moet je met jezelf kunnen verzoenen.
Wie zelfrespect ontbeert, schrijft de essayist, is aardig om aardig gevonden te worden en speelt daarom iedere rol die hem wordt aangereikt. Ik denk aan de glansrollen die ik inmiddels door en door beheers: de allemansvriend, die ja zegt als alles vanbinnen nee brult. Het kleine meisje - tenen steeds naar elkaar toe wijzend, hoofd schuin - dat verantwoordelijkheid telkens behendig omzeilt. De rondstommelende goedzak, die weleens te horen krijgt dat haar naïviteit ‘charmant’ is. Een gefrustreerde peuter, die doorheeft dat als mama ‘goed zo’ zegt, gek wordt van het idee dat volmaaktheid nog veraf ligt.
Onzekerheid is niet charmant. Het is ijdel en egoïstisch. Nergens is dat aspect van de onzekere zo goed verwoord als in het het verhaal ‘The depressed person’ van wijlen David Foster Wallace. De naamloze (vrouwelijke) gedeprimeerde persoon belt voortdurend haar vrienden op, waarbij ze hen verzekert dat ze wel weet hoe saai en negatief ze is, en dat ze heus beseft dat zij in hun vrolijke, onbeschadigde levens wel wat beter te doen hebben dan luisteren naar de klachten van een gedeprimeerde. Dat ze zich zéker niet verplicht hoeven te voelen naar haar te luisteren, wat niets minder is dan een manipulatieve manier om te zeggen: hang niet op, hang nooit op.
De onzekere zadelt de ander op met zijn dorst naar bevestiging
Depressie is ernstig, dat wist David Foster Wallace, die zich in 2008 op zijn 46-ste verhing, maar al te goed. Onzekerheid is uiteraard niet hetzelfde als depressie, maar het verhaal is wel een geweldig hyperbool voor hoe onzeker gedrag gelijk kan staan aan narcisme. De onzekere, zo geobsedeerd door de goedkeuring van de ander, zadelt die ander alleen maar op met zijn dorst naar bevestiging. ‘Het is niet goed genoeg’, smeekt om een ‘maar jawel’. Een onnodige of voorbarige verontschuldiging vraagt om een ontkenning. Een goede daad om de verkeerde reden draagt alleen bij tot een misvormd zelfbeeld. Een zelfbeeld van een empathisch iemand. Die misvatting heeft twee slachtoffers: de onzekere die steeds meer van zichzelf vervreemdt, en diegene die met de energiezuigende onzekere opgescheept zit. Als je zelfrespect hebt, schrijft Didion, kunnen sommige dingen je niets schelen. Mensen met zelfrespect zijn, zeker in de ogen van de onzekere, een beetje hard. Als de onzekere maar eens inzag dat de ander, hoe hard hij of zij het tegendeel ook veinst, in wezen niets, maar dan ook niets kan aanvangen met andermans zelfverminking. Sterker, het interesseert hem eigenlijk niet.
Zelfrespect wordt soms verward met arrogantie. De semi-fictionele documentaire van en over Nick Cave bijvoorbeeld, 20,000 Days on Earth, kreeg hier en daar de kritiek arrogant te zijn. Cave meet zichzelf mythische proporties aan in deze film over zijn impact op de muziekgeschiedenis. Hoe kan iemand zo zelfingenomen zijn om zichzelf zo belangrijk te maken, hoor je mensen zeggen die er niets van begrepen hebben. De manier waarop Cave zijn werk ernstig neemt, is juist het toonbeeld van zelfrespect. Hoe kan iemand jou ernstig nemen, als je jezelf niet ernstig neemt?
De beste manier om jezelf serieus te nemen is overigens om jezelf niet te serieus te nemen, want zelfzekerheid zonder humor heet arrogantie. Arrogantie is dan weer vaak een dekmantel voor onzekerheid. Het klinkt ingewikkelder dan het is.
Ik ben een beer die leert dansen
Onzekere denkpatronen zijn als ingesleten paden die je onwillekeurig blijft bewandelen, zoals de naald de groeven van een plaat. Dat beeld heb ik niet zelf bedacht, het is zowat de basisidee van de gedragstherapie, dat ervan uit gaat dat de hersenen trainbare spieren zijn. Zo zag Didion, die haar essay schreef toen ze iets jonger was dan ik nu ben, het ook: ‘Zelfrespect is een discipline, een gewoonte van de geest die nooit gefaket kan worden, maar die ontwikkeld, getraind, overhaald kan worden.’ Didion schrijft niet hoe dat concreet in zijn werk moet gaan. Mijn online gedragstherapeut, een computerprogramma dat goddank niet wil wroeten in mijn jeugd noch onbestaande trauma’s probeert boven te halen, weet het wel. Het is oefenen om bewust die kant-en-klare zelfbeschuldiging te laten staan en te kiezen voor de gezonde snack: de aandacht naar wat wel goed is. Ik ben een beer die leert dansen.
Er is niets mis met je onzeker te voelen. Dat is niets mannelijks, niets vrouwelijks, dat is menselijk. Kwetsbaarheid tonen mag, moet. Als je jezelf er niet mee bedriegt. Bescheidenheid is mooi, zolang je het niet verwart met lafheid. Jezelf naar beneden halen, je leven laten afhangen van de opinie van anderen, die dingen hebben niets met onzekere gevoelens te maken. Het is ontrouw aan jezelf en strontvervelend voor de mensen die met jou moeten samenleven. Dat inzicht is de schop onder de kont richting volwassenheid. De moed verzamelen om af te wijken van de veilige, ingesleten route van de zelfsabotage is opwindend en bevrijdend, maar niet eenvoudig. Waarschijnlijk had ook Joan Didion daar soms moeite mee. Was haar essay een soort zelfbezwering. Misschien is zelfbezwering de enige manier om onzekerheid te overwinnen.