Thierry Baudet, jong conservatief auteur, richtte zijn pijlen op de onbegrijpelijke taal van de moderne architecten en pleitte voor traditionalisme. Eeva begeeft zich al jaren in architectenkringen en herkent dit probleem, maar zoekt liever oplossingen dan dat ze de vele goede punten van dit vakgebied meteen maar wil afschaffen. Hoe komen we van de architalk af?
De jonge conservatieve denker Thierry Baudet schreef afgelopen weekend in NRC Handelsblad dat moderne architecten in hun werk de menselijke maat uit het oog zijn verloren en dat zij enkel voor culturele kaalslag en droefenis hebben gezorgd. Hij ergerde zich aan de holle uitleg die ze bij hun gebouwen geven als "amateurfilosofie van misplaatste quasikunstenaars". Hij pleitte ervoor een voorbeeld te nemen aan de neotraditionele architectuur van Léon Krier.
Dat architecten er soms rare praatjes op na houden, herken ik. Ik was ooit eens aanwezig bij een toespraak van een beroemde architect die zo van de hak op de tak sprong en zulke vage woorden gebruikte, dat zijn verhaal onbegrijpelijk was. Ik probeerde niet in lachen uit te barsten en zocht in de zaal naar medestanders, maar alle andere aanwezigen leken bloedserieus en luisterden aandachtig. Dat waren immers ook architecten. Maar de hele moderne architectuur verbannen zoals Baudet dat wil, dat gaat mij te ver.
Op 11 november heb je grote kans archispeak te kunnen beluisteren op Architectuur 2.0, het symposium van het Nederlands Architectuurinstituut in Rotterdam. Op een eerdere editie van dit symposium uitte een van de sprekers, de gelauwerde architect Willem Jan Neutelings zelf kritiek op de uitdrukkingswijze van architecten. Architecten zouden zich tegenwoordig bezondigen aan misplaatste journalistieke pretenties en pseudo-wetenschap, waardoor hun taal onbegrijpelijk is geworden: “Een gemeenschappelijke taal die uit de architectuur zelf komt is vervangen door geleende termen uit andere vakgebieden, die nooit bedoeld waren om fenomenen in de architectuur beschrijven.” Volgens Neutelings moeten architecten niet computerwizard, trendwatcher of rockstar willen spelen. In plaats daarvan moeten ze terug naar het oude, trage vak dat al vijfduizend jaar hetzelfde is geweest, met de woorden die daarbij horen.
Zou Neutelings zich gericht hebben tot Rem Koolhaas? Rem Koolhaas wordt, onder andere door Baudet, nogal eens rocksterrengedrag en vaag taalgebruik verweten. Zijn bekendste boek, de moderne klassieker SMLXL, staat vol diagrammen van data die niets met architectuur te maken hebben. Toch keert Koolhaas zich tegen het verwijt dat hij een "starchitect" is: de starchitect bouwt iconen waarbij enkel de vorm belangrijk is. Iconen zijn imponerende esthetische sculpturen die dankzij het "wow-effect" het debat over de architectuur doen verstommen. Maar je kunt Rem Koolhaas moeilijk verwijten dat hij het debat over zijn vak schuwt. Hij was ooit de man van “Fuck Context”.
Met “Fuck Context” reageerde Koolhaas tegen een architectuur die kritiekloos kopieert en niet meer de moeite neemt om architectuur in deze tijd te plaatsen. Een nieuwe tijd vraagt soms om een nieuwe vormentaal die niet klakkeloos voortbouwt op het bestaande. En dat is wel het gevaar van het traditionalisme waar Baudet zo fan van is: een vakgebied dat zo invloedrijk is maar niet reflecteert en ontwikkelt, is zeer onwenselijk.
Het belang van reflectie op architectuur is evident. Niemand kan om de schepsels van de architect heen. Het is het eerste wat je ziet als je opstaat en de rest van de dag begeef je je in de creaties die architecten hebben uitgedacht. Van de plattegrond van je huis, de vorm van het bushokje, de kleur van de collegezaal, de hoogte van het plafond in de kantoorruimte en het licht in het café waar je ’s avonds nog een biertje pakt; het heeft allemaal invloed op de beleving van je dag en je leven. Omdat architectuur zo onontkoombaar aanwezig is in het dagelijks leven, staat het vak op het kruispunt van vele disciplines. Een architect moet rekening houden met de economie, politieke gevoeligheden, ambtelijke bepalingen, sociale omstandigheden, ecologie, milieu en culturele tradities. Het is niet zo verwonderlijk dat de architect het soms hoog in zijn bol krijgt!
Architecten zien zichzelf daarom vaak niet alleen als architect. Ze meten zich graag ook de status van filosoof, socioloog, psycholoog en kunstenaar aan. Hierdoor hebben mensen als Neutelings en Baudet de indruk dat architecten zich hebben vervreemd van hun core business en slechts onbegrijpelijke taal kunnen uitslaan. Dat is zeker te betreuren.
Door de impact van architectuur op de dagelijkse leefomgeving is het in een democratie noodzakelijk dat architecten hun werk verantwoorden. Verantwoording kunnen architecten afleggen door hun werk te relateren aan kunst, cultuur, geschiedenis en sociale omstandigheden. Helaas is de verantwoording van architecten meestal alleen voor andere architecten begrijpelijk, zoals ik eerder aan den lijve ondervond. Terwijl het zo belangrijk is dat ook leken, de mensen die dagelijks gebruik maken van de creaties, begrijpen waar het debat over gaat en kunnen deelnemen aan het debat. Maar de conclusie kan niet zijn dat de hele moderne architectuur dan maar moet worden afgeschaft, zoals Baudet voorstelt.
Een jong architectenbureau uit Denemarken heeft een pakkend antwoord voor het probleem geformuleerd. In Yes is More heeft de Bjarke Ingels Group de vertaalslag gemaakt van het complexe ontwerpproces met taal van professionals naar de dagelijkse wereld van de ‘gebruikers’. Met de publicatie van dit boek heeft BIG het genre van de "archicomic" uitgevonden. In stripvorm blijkt de evolutie van de ideeën- en ontwerpgeschiedenis goed te vertellen. Het is een soort Van Nul tot Nu maar dan over architectuurprojecten. Daarbij hebben ze een antwoord op het probleem dat Neutelings aan de kaak stelde: de verhalen van architecten verhullen het ontwerpproces in de studio.
BIG laat in stripvorm zien hoe projecten werkelijk verlopen: chaotischer, gestuurd door toevalligheden, humor en miscommunicatie. Hierdoor worden improvisatie en de aanpassingen aan de onverwachte praktijk zichtbaar. In een Ted-presentatie presenteert Bjarke Ingels op gevatte wijze enkele projecten uit Yes is More. De losse manier waarop Bjarke Ingels hier presenteert is precies hoe het boek leest: je wordt aan de hand meegenomen door zijn bureau. Hij vertelt over de ontstaansgeschiedenis van de verschillende projecten, vanaf het binnenkomen van de opdracht tot en met het leggen van de eerste steen, of totdat het project werd afgeschoten.
Door deze simpele eerlijkheid over de totstandkoming van hun eigen werk voorkomt BIG dat ze onderdeel worden van de "architectonische inteelt". Ik vraag me af of Thierry Baudet nog behoefte heeft aan de kneuterige architectuur van Leon Krier na het lezen van Yes is More. Zodra het verhaal van de moderne architectuur helder verteld wordt, blijkt direct hoe belangrijk zij is.