In Het cadavre staren schrijvers nooit naar een leeg vel papier. Ze gebruiken de laatste zin van hun voorganger als begin voor iets nieuws. Zo spelen ze een woordspelletje dat al jaren geliefd is bij verveelde kinderen en Parijse surrealisten.
Vandaag schrijft Coen Cornelis verder met de famous last words van Luuk Imhann.
Je graf werd een plek waar parkieten liederen zingen die niemand wil horen, misschien alleen ik
Maar ik weet niets zeker
Deurgraven openen naar werelden die onbekend zijn en diep
Ik ben een zeeman en water is tijd
Een beeld als opgeroepen geest, zo vaak herhaald
Al is mijn vlag vals en vol gaten
Kom ik nog terug of blijf ik hier in het land der twijfelaars
Ik denk dat ik onder een steen ga zitten
Ik ben altijd al goed in worm geweest
Ook van vochtige aarde heb ik een bord vol hersenen en hoofd vol lucht dat ruikt naar orgel, opgegraven botten, waardeloos plastic speelgoed, tevergeefs wachtend op een kinderhand
Maar het hindert niet, ik ben er, ik en de tijd
We zijn vrienden
Lachend streel ik de voorhamer, gebruik zijn aambeeld als kussen
Ik kan zijn mokerslagen ademende mond horen en weet dat ik het zelf niet beter doe
Zo onverschillig als ik dode momenten koester in speciale vakjes onder mijn tong, die voor schatten zijn bestemd
Mijn hart is een vuist dat een liedje beukt tot het zwelt, het klopt als de hel
En als mijn ogen bloeden, is er niets dat me pakt, niemand die me meeneemt
Niet nu
Dit keer ben ik alleen
Mijn God
Over twee weken borduurt Senna Pauli verder op Coens laatste zin.
Beeld: Mark Chadwick via Flickr.