De wereld staat in brand en dat mag niet onbeschreven blijven. Na een recente strijd onder professoren op de opiniepagina van de Volkskrant vraagt Anouk Kootstra zich af wat het verband is tussen onderzoeksresultaten en persoonlijke opvattingen.
De afgelopen maanden kruisten twee hoogleraren sociologie hun degens in opiniebijdragen aan de Volkskrant. Ruud Koopmans pleitte voor een herwaardering van de rechten van de nationale meerderheid. Jan Willem Duyvendak verweet Koopmans nativisme, en stelde dat de meerderheid het juist allang voor het zeggen heeft.
Duyvendak was mijn scriptiebegeleider aan de Universiteit van Amsterdam, Koopmans het hoofd van de onderzoeksgroep in Berlijn waar ik vorig jaar een aantal maanden als gastonderzoeker verbleef. Ik waardeer het onderzoek van beide professoren, maar denk dat hun meningsverschil vooral ideologisch van aard is.
Natuurlijk, het is een belangrijke discussie en het staat wetenschappers vrij om hun bijdrage daaraan te leveren in de opiniesectie van een krant. De impliciete wijze waarop beide hoogleraren hun onderzoeksbevindingen en hun mening in elkaar laten overvloeien, vind ik echter problematisch.
Koopmans constateert (als wetenschapper) dat allerlei culturele thema's, zoals de discussies over boerka's of over Zwarte Piet, aan beide zijden van het debat veel emoties losmaken en dat zij het electoraat in handen van populistische en fundamentalistische bewegingen drijven. In één adem gaat hij vervolgens verder: "Om dat te doorbreken, moeten we ons bevrijden van de krampachtige afkeer van het nationalisme", alsof dat een logische gevolgtrekking is van zijn wetenschappelijke constatering. Dat is echter niet het geval – Koopmans geeft hier zijn persoonlijke visie.
Deze twee sociologen doen onderzoek naar hetzelfde vraagstuk. Koopmans constateert naar aanleiding van zijn studie een teloorgang van de rechten van de meerderheid, terwijl Duyvendak precies het tegenovergestelde concludeert: "(...) de legitimiteit van aanspraken van minderheidsgroepen is de afgelopen twintig jaar in Nederland enorm verminderd, terwijl de meerderheidscultuur meer en meer wordt gerespecteerd."
Voor beide professoren geldt dat hun onderzoeksbevindingen overeen lijken te komen met hun persoonlijke opvattingen zoals uiteengezet in hun opiniestukken. Volledig waardenvrije sociale wetenschap is natuurlijk een illusie, maar het voorgaande roept wel vragen op over de rol van ideologie in onderzoek. Leiden de bevindingen van een onderzoeker tot zijn of haar mening? Of is het andersom, en leiden ideologische opvattingen tot onderzoeksresultaten?
Deze kwestie staat niet op zichzelf. Andere voorbeelden zijn het optreden van Paul Cliteur als getuige-deskundige in het proces van Wilders, de arabisten en islamologen die het maar niet eens kunnen worden over de al dan niet gewelddadige aard van de Islam, of recentelijk het promotieonderzoek van Machteld Zee over shariarechtbanken. Het is niet altijd duidelijk waar onderzoeksuitkomsten eindigen, en waar ideologie begint.
Een academische titel brengt autoriteit met zich mee, en daarmee ook verantwoordelijkheid. Hetzelfde geldt voor het noemen of gebruiken van eigen onderzoek om een argument of mening kracht bij te zetten. Ik vind dat zolang wetenschappers onder hun titel schrijven – wanneer zij zich als wetenschappers in een maatschappelijk debat mengen –, zij de scheidslijn tussen de resultaten van hun onderzoek en hun persoonlijke opvattingen strenger moeten bewaken. Geef aan waar onderzoek eindigt, waar ideologie begint, en maak het grijze gebied ertussenin bespreekbaar. Juist zulke openheid kan weerstand bieden tegen de kritiek op wetenschap als 'ook maar een mening'.