De wereld staat in brand en dat mag niet onbeschreven blijven. Julius Koetsier waarschuwt ons voor het gevaar van vermeende ironie.
In Nederland bestaan geen onacceptabele uitspraken. Je komt overal mee weg, zo lang je maar zegt dat het om ‘ironie’ gaat.
Of ‘Reviaanse ironie’, nog beter. In NRC werd dat begrip onlangs weer uitgelegd, in een profiel van Annabel Nanninga , die lijsttrekker wordt voor Forum voor Democratie. In het profiel wordt geopperd dat haar ‘kritiek op asielzoekers’ gezien moet worden in een typisch Nederlandse traditie: ‘Reve begon ermee in 1972 toen hij stelde dat migranten uit de Antillen “allemaal met een zak vol spiegeltjes en kralen op de tjoeki tjoeki stoomboot” gezet moesten worden. Daarmee verschilt de stijlfiguur van “gewone” ironie waarbij je het tegenovergestelde bedoelt van wat je zegt.’
Reviaanse ironie is dus geen ‘gewone’ ironie. Evenmin is het ongewone ironie. Het is überhaupt geen ironie. Het is gewoon een hyperbool, zoals Rosa van Gool al uitlegde, ook in NRC . Je zegt wat je bedoelt, maar dan overdreven. Dat Reves provocatieve uitspraken niet ironisch waren, bewees hij later door zonder hyperbolische toon meermaals de apartheid in Zuid-Afrika te verdedigen, en te beweren dat zwarte mensen ‘erfelijk minder begaafd’ zijn dan witte.
‘Reviaanse ironie’ is een verzinsel van literatuurliefhebbers die Reves schrijverschap niet kunnen rijmen met zijn ideologie. Zijn apologeten kunnen niet accepteren dat hun idool een racistische dwaas was, dus wringen ze zich in allerlei bochten om aan die werkelijkheid te ontsnappen. Als Reve geen groot schrijver was geweest maar een voetballer, zou niemand zo veel woorden vuil maken aan ‘het raadsel’ van zijn racisme. Het zou dan gewoon benoemd worden. Maar omdat we literair talent met intelligentie associëren, en racisme met domheid, spreken we bij Reve nog altijd van ‘vermeend racisme’.
Ook journalistiek en politiek worden geassocieerd met intelligentie, waardoor racistische uitspraken vanuit die hoek vaak niet als zodanig gezien worden. Gebruikt een arbeider uit Duindorp het woord ‘klapperaap’, dan wordt hij veroordeeld. Gebruikt een bekend columnist het woord ‘dobberneger’, dan heet dat ironie.
Het woord ironie heeft z’n betekenis verloren. Het is een holle kreet om je te verdedigen tegen kritiek. ‘Ironie! Buut vrij!’ Wat je in feite zegt is: wie serieus ingaat op mijn woorden is een sukkel. Maar de goede verstaander weet dat die woorden wel degelijk serieus genomen moet worden. Het zijn niet alleen haar critici die Nanninga’s uitspraken niet als ironisch opvatten; het zijn ook de mensen die op haar zullen stemmen.
Beeld via Flickr