Al sinds zijn vroege jeugd in Limburg heeft Jules een moeizame relatie met het Katholicisme en religie in het algemeen. Toch lijkt hij minder streng te zijn voor Moslims die in het nauw zitten. Een innerlijke zoektocht.
Ik sta voortdurend op gespannen voet met zowat al mijn overtuigingen. Neem nu religie: ik ben stellig van mening dat iedereen die in een God gelooft rijp is voor het zottenhuis. In aller ernst beweren dat er na de dood een ander leven is, lijkt mij een symptoom van mentale retardatie waar de geestelijke gezondheidszorg nog te weinig aandacht voor heeft. Iedere kans die ik krijg om een christen een retorische hak te zetten zal ik dan ook met sardonisch genoegen benutten. Tot zover niets aan de hand: geloof in God is dwaas en de ratio moet prevaleren.
Het probleem ontstaat bij de Islam. Dat geloof is op z’n minst even irrationeel als het Christendom. Maar mijn linkse politieke overtuigingen dwingen mij te vinden dat tolerantie ten opzichte van islamitische burgers en migranten belangrijk is; dat het behoud van de eigen cultuur – en dus in veel gevallen eigen geloof - niet noodzakelijk problematisch hoeft te zijn. En het probleem is: ik meen het nog ook. Ik gun de Moslim zijn of haar moskee, gebed en minaret. Ik gun ze hun irrationele, op bijgeloof gebaseerde overtuigingen, omdat ik vind dat iedereen een plek moet hebben. Het sluiten van moskeeën en het bestrijden van de Islam in Nederland zou leiden tot onwenselijke sociale uitsluiting. Een voorwaarde voor een goedwerkende democratie is het beschermen van je minderheden. De natie die dat verzaakt en zich bemoeit met de religieuze overtuigen van zijn volk zaagt aan de poten van de rechtstaat.
Maar tegelijkertijd heb ik mij sinds mijn pubertijd met hand en tand verzet tegen de immer aanwezige Katholieke kerk in Zuid-Limburg. Ik hekelde het kluchtige gehannes met bekers, schalen, kazuifels, misdienaars en taaie stukjes brood. Tijdens mijn studie groeide dat verzet: hoe kon een weldenkend mens geloven in een alles bestierende God? Het geleuter over erfzonde, Adam, Eva en de onbevlekte ontvangenis beschouwde ik als regelrechte aanvallen op de ratio waar zonder genade mee moest worden afgerekend.
Je zou het meten met twee maten kunnen noemen. Of hypocriet. Zelf meen ik dat het meer te maken heeft met twijfel en de noodzaak om alles ter discussie te stellen, vooral je eigen overtuigingen. Die twijfel bracht me uiteindelijk tot de volgende heroverweging: het geloof is een persoonlijke zaak (tot zover niets nieuws) en iedereen moet de vrijheid hebben om irrationele, kolderieke rituelen te praktiseren. Dat recht wel toekennen aan een Moslim en niet aan een Christen is even onredelijk als het geloof zelf.
Op het moment dat een gelovige een claim legt op de waarheid, ontstaan er echter problemen. Dat wil zeggen: dan zal ik in het geweer moeten komen - ongeacht het geloof, en zal ik de wetenschap en de rationaliteit te vuur en te zwaard moeten verdedigen. Wie bijvoorbeeld de evolutietheorie ter zijde schuift, kan rekenen op een verbale oorvijg van mijn kant, zonder aanziens des persoons of des religies. Zo kun je minderheden in hun waarde laten zonder je verlangen naar ratio te verkwanselen.
Op gespannen voet leven met je overtuigingen lijkt me gezond. Mensen die alles zeker weten zijn fundamentalisten, en fundamentalisten zorgen voor gelazer. Ik heb maar een zekerheid: de Rolling Stones zijn beter dan de Beatles. Verder twijfel ik aan alles.