De wereld staat in brand en dat mag niet onbeschreven blijven. Nu zelfs het IMF in een rapport de term neoliberalisme in de mond neemt kan Mirko van Pampus zowel opgelucht als bezorgd constateren: neoliberalism is a thing!
Groot nieuws in politiek-economische kringen. Het IMF bracht onlangs een rapport naar buiten onder de naam Neoliberalism: Oversold? waarin veertig jaar economische liberalisering tegen het licht gehouden wordt. Meer nog dan de gematigd kritische noot valt op dat de auteurs de term “neoliberalisme” gebruiken. Voorheen was deze aanduiding immers vooral een wapenschild van progressieve academici, activisten en andere kritische lui. Wie het woord in de mond nam, was er tegen. Nu zelfs het IMF met de term strooit lijkt het eindelijk officieel: neoliberalism is a thing!
Voor wie het even vergeten was, neoliberalisme kennen we tegenwoordig voornamelijk als een beleidsdoctrine met als doel de samenleving zoveel mogelijk in te richten volgens de logica en de structuren van een competitieve markt. In de jaren zeventig verving dit beleid de meer georganiseerde verschijningsvorm van kapitalisme die de boventoon voerde in de decennia direct na de Tweede Wereldoorlog. De verzorgingsstaat werd langzaam afgebouwd, kapitaalstromen werden vrijgegeven, arbeidsmarkten geflexibiliseerd, staatsbedrijven als de NS en de PTT geprivatiseerd en publieke sectoren als zorg, onderwijs en huisvesting herstructureerd langs de lijnen van de vrije markt. Langzaam maar zeker penetreerde dit proces van neoliberalisering alle lagen van de Westerse samenlevingen en door middel van globalisering, handelsverdragen en voorwaardelijke ontwikkelingshulp werd het beleid overgenomen in de rest van de wereld.Ook de neoliberale ideeënwereld is ongekend dominant. Van de obscure denktanks van radicale economen en topondernemers in de jaren vijftig, is de ideologie razendsnel ontwikkeld tot gemeengoed in politieke kringen. De neoliberale wijsheden en formules werden de nieuwe ‘normaal,’ braaf herhaald in schoolboeken en media. Elke kritische stem, van Franse stakers tot Griekse Ministers van Financiën, plaatst zichzelf ‘buiten de realiteit.’ Een neoliberale realiteit welteverstaan. Sinds het ‘afschudden van de ideologische veren’ hebben de Europese sociaal-democraten zich bij dit koor van believers gevoegd en is er weinig parlementair alternatief voor de neoliberale consensus. En dat is een belangrijk punt, want waar moet eventuele onvrede heen als alle politieke partijen dezelfde basisprincipes onderschrijven? Met de transformatie van de sociaal-democraten van vaandeldragers van de systeemkritiek naar de neoliberale bestuurders van nu, ontstond er een politiek vacuüm waar de extreem-rechtse volksmenners dankbaar gebruik van maken.
Ik ben er van overtuigd dat veel van de huidige nationalistische volkswoede geabsorbeerd zou zijn geweest door een PvdA met een roder verendek. Het belang van progressieve exit strategies zoals (pre-2016) Syriza, Jeremy Corbyn’s Labour of de burgerplatforms van de nieuwe burgermeesters van Barcelona en Madrid kan niet genoeg benadrukt worden. Ze zetten zich af tegen tegen de neoliberale consensus, zonder daarbij te vervallen in onverdraagzame nationalistische retoriek.
“Laat de revolte maar komen,” zegt Ewald Engelen in reactie op de puinhopen van 40 jaar neoliberalisme. Maar wat nu extreem-rechts als antwoord wordt gezien op de race to the bottom van de competitieve gemondialiseerde economie? Een revolte van onsamenhangende vooroordelen en overdraagzaamheid, waarbij de onderliggende structuren van economische ongelijkheid onaangetast blijven. Moeten we een dergelijke revolte wel willen? En zo niet, welk alternatief wordt er dan geboden in Nederland?