De wereld staat in brand en dat mag niet onbeschreven blijven. Prijzen voor theatervoorstellingen zijn als voetbalcompetities.
De nominaties voor de Louis en Theo d'Or, de jaarlijkse prijzen voor de beste acteur en actrice zijn bekend gemaakt, en zoals ieder jaar zijn dat vooral de acteurs en actrices van Toneelgroep Amsterdam. Oud jury-lid Marijn Lems vroeg zich op Facebook hardop af of de minder bekende gezelschappen die in kleinere zalen spelen niet worden uitgesloten.
Meteen dook ik in de archieven, fanatiek op zoek naar de feiten die zouden bewijzen dat de kleine gezelschappen zwaar ondergewaardeerd worden. Inderdaad, grote gezelschappen als Toneelgroep Amsterdam en het Nationale Toneel hebben de laatste twintig jaar de meeste prijswinnaars afgeleverd. Maar ook spelers van kleinere gezelschappen als Oostpool, Mugmetdegoudentand en Dood Paard vielen de afgelopen jaren in de prijzen.
Moeten de criteria niet eens openbaar gemaakt? opperde Lems nog, maar de reacties waren lauw. Geen van zijn facebookvrienden leek daar echt het nut van in te zien. "Er komt toch nog een tweede ronde", merkte de één op. "Er zijn toch ook kleine gezelschappen genomineerd", schreef de ander. Maar het gaat niet om de feiten. Ook zonder dat er een vete moet ontstaan tussen de grote en kleine gezelschappen, is het belangrijk te weten op basis waarvan 'de meest indrukwekkende' hoofdrollen van een theaterseizoen worden gekozen. Zodat er discussie kan worden gevoerd over wat goed of indrukwekkend theater is en waarom daar prijzen voor nodig zijn. Een discussie over hoe totaal verschillende voorstellingen en spelers in godsnaam met elkaar vergeleken kunnen worden, en de jury vrijwel altijd uitkomt bij teksttheater gebaseerd op repertoire. Over het jaarlijkse Theaterfestival, waar deze prijzen worden uitgereikt en tevens 'de tien beste voorstellingen' van het afgelopen seizoen gepresenteerd. En waarom het theaterseizoen een soort voetbalcompetitie lijkt geworden, met de winnaars op het Ajaxbalkon van de Amsterdamse stadsschouwburg.