Duiding bij het nieuws van afgelopen week, vanuit het hard en hoofd van onze redactie, dat is de ambitie van hard//talk. Graag horen we wat u van deze ambitie vindt. En van de uitvoering. Mailt u ons!
Illustratie: Kathrin Klingner
Commentaar
Volg het geld
“Follow the money,” zegt Lester Freamon in de Amerikaanse misdaadserie The Wire. Twee seizoenen lang zitten hij en zijn politievrienden achter een drugsbende aan. Ze zien slechts de dealers en de junkies. Maar als ze achter de winst aan gaan, komen ze in aanraking met advocaten, makelaars, politici en politieagenten. Wanneer het om geld gaat, worden de maatschappelijke scheidslijnen tussen goed en kwaad plotseling troebel.
In Amerika worden campagnes openlijk gesponsord door bedrijven. Obama haalde in 2008 een recordbedrag van 750 miljoen dollar binnen en spendeerde alleen al 39 miljoen om ‘swing state’ Florida voor zich te winnen. De openheid over deze inkomsten valt te prijzen, maar het blijft onduidelijk wat er voor terugverwacht wordt.
In Nederland worden politieke partijen ook publiek gesponsord. Sinds 1999 geldt dat giften en sponsoring 'in beperkte mate gewenst' zijn en dat bedragen boven de 4537,80 euro (een prachtig getal) vermeld moeten worden. Als dit niet gebeurt, staat er echter geen sanctie op.
Nu krijgen we de cruciale Statenverkiezingen. D66 spendeert 100 duizend euro aan de campagne, Groenlinks 150 duizend, de VVD 350 duizend, de SP 500 duizend en het CDA bijna een miljoen. Van de PVV en de PvdA is niets bekend. Campagneleider Kox van de SP zei in de Volkskrant: “Partijen die rond een ton uitgeven, kunnen dat beter in hun zak houden. Een ton is niks.”
Ik ben voetbalfan. Soms leggen ze de einduitslag van de Eredivisie naast de rangschikking op basis van omzet. Op een paar uitzonderingen na komen beide lijsten nauwkeurig overeen. We hebben het de hele dag over de dealers en de junkies. Maar als we het geld volgen, krijgen we pas echt antwoorden.
Door Rutger Lemm
De Hofstad
Abortus shoppen
Aangezien baby’s die na 24 weken al worden geboren in leven gehouden kunnen worden, is het CDA van mening dat foetussen die ‘levensvatbaar’ zijn ook niet meer geaborteerd mogen worden. De partij wil de bovengrens om abortus te laten plegen verlagen, van 24 naar 22 weken. In de Verenigde Staten proberen ze zelfs baby’s die na 22 weken zwangerschap geboren worden in leven te houden. Dat dan 99 procent van die baby’s gehandicapt is of hun zesde verjaardag niet haalt, is all in the game.
De ChristenUnie doet er nog een schepje bovenop. Die partij heeft graag dat het voor een vrouw onmogelijk wordt om na de achttiende week abortus te laten plegen. Dit omdat de partijleden liever niet zien dat vrouwen die na een twintig-weken-echo erachter komen dat hun kind aangeboren afwijkingen heeft, het dan alsnog kunnen aborteren. Ook die foetussen zijn immers levensvatbaar.
Dat dit misschien niet heel aardig is tegenover de vrouwen die het kind moeten opvoeden, of dat dit geen discussie is voor politici, maar voor neonatologen en de baas van de buik in kwestie, houdt de PVV in ieder geval niet tegen. Deze partij wil terug naar een grens van veertien weken en is het over een ding vooral eens: buitenlanders moeten hier geen abortus komen halen en die losbandige vrouwen mogen de ingreep lekker zelf betalen.
Door Meredith Greer
Rolmodel
James Franco
James Franco heeft het druk. Vorig jaar studeerde hij creatief schrijven aan Columbia University, terwijl hij tegelijk een filmacademie deed. Ondertussen promoveert hij aan Yale University. En om al die studies te kunnen betalen, speelt hij tijdens zijn studententijd in Spiderman, Milk en het deze zomer in Nederland verschijnende Howl. Voor zijn rol in 127 Hours werd hij deze week voor een Oscar genomineerd. Hij schildert en schrijft in zijn vrije uurtjes, naast zijn modellenwerk voor Gucci. Zijn eerste boek, Palo Alto, verscheen in 2010.
James Franco is de homo universalis uit Hollywood: The Universal Human. Ik snap toch niet hoe die Amerikanen dat doen. Het John Adams Institute organiseert in Amsterdam regelmatig lezingen van beroemde Amerikanen. Het zijn voornamelijk schrijvers, maar ze kunnen ook allemaal fantastisch spreken in het openbaar. Vorig jaar organiseerden ze een voordracht van en een interview met Jonathan Safran Foer. Hij is een gevierd schrijver, maar hij bespeelde daarnaast het publiek als volleerd cabaretier en debater. Alleskunners als Safran Foer en Franco hebben zoveel talenten toebedeeld gekregen dat het oneerlijk is.
Ik kan vrij aardig tafeltennissen, ik fiets snel een berg op en ik heb een gerenommeerde guacamole in de vingers, maar had mij één van de talenten van James Franco gegeven en ik was wereldberoemd geworden. Het pleit voor een nieuw soort welvaartsverdeling, waarin iedereen recht heeft op talent en niet alles naar Francos of Safran Foers kan gaan. En dan gaat hij over een paar weken ook nog de Oscars presenteren. Ik weet het goed gemaakt, Voorzienigheid: laat James Franco halverwege de show struikelen over een kabel, daardoor van een trap vallen en met zijn broek op z’n enkels op het podium belanden. Dan praten we nergens meer over.
Door Tim de Gier
Zelf
Oeh-ja-doe-da-da-hè
"Baby's houden van kinderlijke praters". Bij het zien van deze krantenkop was ik licht teleurgesteld. Ik meende dat de meeste baby’s het zogenaamde motherese met enig ongemak over zich heen laten komen. "Ik laat jullie maar in de waan," denken ze, terwijl vrouwen een serie duizelingwekkende intonatiewisselingen over ze uitstorten. Dat gekir zag ik louter als een aangeboren schappelijkheid. Zo van: jij doet je best om mij te plezieren, ik doe mijn best om jou te plezieren.
Toen ik voor het eerst een baby toesprak, deed ik dat op volwassen toon. Als een gelijke. Ik dacht: hoe leert iemand ooit normaal praten en redeneren als ze de hele dag niets hoort dan 'oeh-ja-doe-da-da-hè'?
Precies zo, blijkt nu. Niet alleen vinden baby’s motherese uitermate vermakelijk, ook blijkt dat dit juist de manier is waarop baby’s de taal leren, basale emoties leren herkennen en geschikte sociale partners leren selecteren. Wie op kinderlijke toon tegen een baby spreekt, heeft zijn aandacht en houdt die ook vast; hij verschuift niet naar een andere, zwijgende aanwezige. Wie op volwassen toon tegen baby’s praat, heeft dan misschien kortstondig de aandacht, maar verliest die onmiddellijk als hij stopt met praten. Aldus de Developmental Psychology van januari 2011.
Ik vind babypraat maar gênant. Toch kost het me moeite om niet toe te geven aan het instinct dat ik voel ontwaken bij het vasthouden van een baby. "Ook ik spreek motherese," gonst het dan in mijn hoofd. Misschien generen ook deze psychologen zich om babytaal te spreken en hoopten ze op een andere uitkomst. Misschien had één van hen tegen alle oerneigingen in haar eigen kind op volwassen toon toegesproken, het zo tot eeuwige stomheid veroordeeld en schuldbewust dit onderzoek gestart. Hoe dan ook. Nu moeten we eraan geloven. Vanuit het instinct en het onderzoek: oeh-ja-doe-da-da-hè.
Door Merel Kamp
Post Scriptum
Abortus en de Republikeinen
In het Amerikaanse debat over abortus is iedereen vóór: het ene kamp is 'vóór leven', het andere 'vóór keuze'. Abortus is in de Verenigde staten legaal, maar de wetgeving die dit reguleert bevindt zich op staatsniveau. Sinds afgelopen november zijn in veel staten de Republikeinen aan de macht – en dat is goed nieuws voor het pro-life kamp. Op veel plekken zijn wetten in de maak of al aangenomen die abortus een stuk lastiger maken: in Nebraska is de bovengrens verlaagd naar twintig weken; in Oklahoma en Kentucky moeten vrouwen verplicht het echo-schermpje bekijken, terwijl de dokter uitlegt wat ze zien ("Kijk, dat is een armpje. Uw vrucht lijkt wel naar ons te zwaaien!"). Elders wordt overwogen abortus uit de ziektekostenvergoeding te halen.
Ondanks (of vanwege?) deze ontwikkelingen demonstreerden duizenden mensen afgelopen weekend in Washington en andere steden vóór leven: 22 januari was de 38e verjaardag van Roe v. Wade, de hooggerechtshofzaak waarbij abortus landelijk werd gelegaliseerd. In datzelfde weekend bleek New York, waar Peggy uit Mad Men al ruim vóór 1973 een abortus kon krijgen, pro-choice hoofdstad te zijn: maar liefst 40 procent van de zwangerschappen eindigt hier in abortus, tegenover een landelijk gemiddelde van 2 procent. Dat is een twijfelachtige eer – je gaat je bijna afvragen of New Yorkse vrouwen abortus als een vorm van anticonceptie zien. Toch, voor vrouwen in Nebraska of Oklahoma of Kentucky is het wellicht een geruststellende gedachte dat er toch nog iets te kiezen valt: if all else fails kan je in elk geval nog in de Grote Appel terecht.
Door Lynn Berger