De wereld staat in brand en dat mag niet onbeschreven blijven. Miriam wil niet eindigen met een zorgrobot aan haar bed.
Ik zat in het huis van mijn oma, een week geleden, in een van de rieten stoelen bij het raam. Op mijn schoot een zware map, met daarin de notities die de medewerkers van de thuiszorg maken tijdens hun bezoekjes – vier keer per dag. ‘U was vandaag weer erg aan het mopperen.’ ‘U wilde weer niet eten.’
Zoals mijn moeder daags na mijn geboorte een babyboek begon, waarin zij ruim een jaar lang mijn eerste levensmaanden aan mij vertelde, in vrolijke en hoopvolle bewoordingen, zo worden de laatste jaren van mijn oma’s leven aan haar verteld door zes verschillende vrouwen in wisselende volgorde. Mensen van vlees en bloed, met oneindig veel geduld, die haar helpen met douche, steunkousen en boterhammen.
Mijn oma wil niet meer; hierover schreef ik al eerder een Hard//Talk. Maar inmiddels ligt haar 94e verjaardag alweer een halfjaar achter haar, en ze is er nog steeds. Ook de luxe van leven heeft een houdbaarheidsdatum. Ik gun haar een zachte dood; een warme, diepe slaap waaruit het niet meer ontwaken is. Maar ik kan haar die niet geven.
Het weekend bracht ik door in een Belgische kustplaats, samen met goede vrienden. We dronken, bespraken een boek dat niemand had uitgelezen en deden een poging tot flaneren. En we observeerden onze medebezoekers.
Zelden zag ik in één weekend zoveel rollators, rolstoelen, ingezwachtelde ledematen en opgezwollen enkels als hier. Een soort Lourdes, zoals één van mijn vrienden opmerkte, maar dan zonder happy end. Een eindstation aan zee. In mijn hoofd draaide het mantra dat ik de laatste maanden vaker dan ooit heb opgerakeld, weer volop rondjes: ik wil nooit wegkwijnen; ik wil nú voluit leven, en sterven zodra dat niet meer kan.
Op zondag herinnerde ik me de 75e sterfdag van Hendrik Marsman, de vitalistische dichter die veel te jong verdronk in Het Kanaal, op de vlucht na de Duitse inval in Nederland. Ik las ’s avonds enkele van zijn gedichten terug, en werd weer overvallen door de energie die van de pagina’s knalt; een intense levensdrang als enige juiste antwoord op alle ellende die een mens op zijn pad vindt.
‘ik heb gehoord, dat ik heb gezegd
in een huiverend, donker beven:
ik erken maar één wet:
léven.
allen, die wegkwijnen aan een verdriet
verraden het en dat wíl ik niet.’
In mijn hoofd herhaalde ik mijn mantra nog eenmaal, me afvragend hoe groot de luxe van leven voor mij zal zijn, stiekem hopend dat ik nooit 94 zal worden. Wensend dat er nooit een witte zorgrobot met roestvrijstalen glimlach in mijn file zal hoeven registreren hoeveel ik die dag aan het mopperen was.
Foto: Jan Postma