De wereld staat in brand en dat mag niet onbeschreven blijven. Hard//talk is de seismograaf die de trillingen van de tand des tijds registreert. Wat heeft ons afgelopen week bezig gehouden? Wat bespraken we bij de koffieautomaat en waar lagen we wakker van? Deze week vijf korte commentaren, in woord en beeld, van onze redacteuren.
Illustratie: Joost de Haas
Commentaar
Hun punt is gemaakt
“Hun punt is gemaakt.” Dat hoor je steeds als het over de Occupy-beweging gaat. VVD-raadsleden, ondernemers aan het Damrak, beurshandelaren, allemaal herhalen ze het als een mantra: “We begrijpen de onvrede. Maar hun punt is gemaakt.” Het is als een klantenservice die zegt: “We noteren uw klacht, meneer. Bedankt voor het bellen!”
Occupy Wall Street is sinds 15 september aan de gang; veel te lang voor het lezerspubliek en dus de journalisten. De oorlog in Libië was ook al zo’n voortslepende zaak, met gelukkig een prachtig dramatisch einde. Maar de kans is klein dat binnenkort een CEO van Goldman Sachs zwaargewond uit een rioolpijp komt kruipen.
“Ja, dat was een prachtig stukje protest van de Occupy-beweging, bedankt voor dat idealisme jongens, dan gaan we nu doorrrrr naar Jan Mulder die boos is over de kleding van Sascha de Boer. Jan, hoe zit dat?”
Dinsdag werd Zucotti Park ontruimd. De bezetters van het Amsterdamse Beursplein krijgen nog een week.
Wanneer dringt het door dat dit geen tijdelijk fenomeen is, geen protest van een dag waarna iedereen weer lekker naar huis gaat? De wereld is aan het veranderen. De bewoners van Occupy zijn niet de meest inspirerende figuren, ze hebben geen goed verhaal, maar ze hebben gelijk. Daar kun je cynisch over doen, je kunt ze negeren of bekritiseren, maar je kunt ze beter helpen om wél met een goed verhaal te komen.
Rob Wijnberg omschreef het op 25 oktober treffend in zijn column in nrc.next: “Terwijl burgers op pleinen over de hele wereld demonstreren tegen het systeem, komen leiders van over de hele wereld bijeen om dat systeem te redden.”
Hun punt is nog lang niet gemaakt.
Door Rutger Lemm
Rolmodel
Freddy Heineken: Don Draper of Don Corleone?
Afgelopen week stapten weer twee Heineken-ontvoerders naar de rechter vanwege de film De Heineken Ontvoering: in oktober trachtte hoofdpiet Willem Holleeder tevergeefs een verbod te bewerkstelligen. Er was echter een man die de film met één telefoontje definitief naar de meest stoffige archiefkast van het Filmmuseum had kunnen verbannen: Freddy Heineken.
Heineken, die in 2002 overleed, was de échte godfather van Nederland. Nadat hij Heineken in Amerika op de kaart had weten te zetten als "het champagne onder de bieren" liet Freddy alle flesjes Amstelbier in New York opkopen, en kregen de winkeleigenaars (onder bedreiging van het spreekwoordelijke paardenhoofd in hun bed) te horen dat ze voortaan Heineken dienden te verkopen.
In de liefde was Freddy al even meedogenloos. Toen zijn maîtresse, actrice Nan Los, met een ander trouwde, kende Freddy’s rancune geen grenzen. Haar debuutfilm Twee Druppels Water (1963), die een internationaal succes leek te worden, werd per direct uit de roulatie gehaald. Freddy’s sterrenbeeld was Schorpioen: "Ik verschuil me. Wegkruipen, wachten, plotseling te voorschijn komen, steken. Sting, raak."
Het leidt geen twijfel dat Freddy een soortgelijke steek had uitgedeeld wanneer De Heineken Ontvoering - die binnen vier dagen goud werd en inmiddels is verkocht aan Groot-Brittannië (ironisch genoeg door agentschap Bavaria Films) - hem niet had aangestaan.
Op dit moment wordt de vierdelige tv-serie Freddy gefilmd, met Thom Hoffman als Heineken. Volgens regisseur Pim van Hoeve zal de serie “een soort Mad Men” worden, die in tegenstelling tot de recente film meer de focus legt op Heinekens periode in New York in de jaren veertig. Hier ontwikkelde Freddy zijn ijzersterke marketingtalent, én perfectioneerde hij de “maffiapraktijken” waarvan het Heineken-concern nog regelmatig wordt beschuldigd.
De film en de tv-serie lijken de twee polen van Freddy’s karakter te vertegenwoordigen: een succesvolle charmeur die van een doodgewoon biertje een wereldmerk maakte (Freddy), en een rancuneuze despoot die over lijken ging (De Heineken Ontvoering: de filmposter lijkt zelfs een hommage aan The Godfather).
Freddy Heineken blijft een enigma. Don Draper of Don Corleone? Wie het weet mag het zeggen.
Door Sanne Rispens
Nieuws in beeld
Illustratie: Anne Brakema
Ver weg
Belgische democratie
Al ruim vijfhonderd dagen zit België zonder federale regering, tot groot ongenoegen van de kiezers. Er wordt wel gezegd dat België geen regering heeft. De onjuistheid hiervan is ironisch: België heeft momenteel namelijk wel vijf regeringen, voor de verschillende gemeenschappen en gewesten die België rijk is. En dan tellen we de demissionaire regering van Yves Leterme – meer dagen demissionair dan missionair in zijn carrière als premier – niet eens mee.
Nee, aan regeringen is er in België geen gebrek. Het is een Brusselse volkswijsheid dat je maar duizend stemmen nodig hebt om minister te worden. De bestuursdruk is hoog. Formateur Di Rupo had deze week grote moeite om een begroting rond te krijgen. Toch zou Europa deze uiterlijk half december graag ontvangen. En zo heeft België wederom een dwingende deadline voor de media, die elke week wel een nieuw hoogtepunt in de regeringsvorming kunnen onderscheiden. “Vrijdag wordt besloten of er onderhandeld gaat worden over het vooroverleg”.
Duizend stemmen voor een minister? "Laat die duizend stemmen dan eens samenkomen," moeten de initiatiefnemers van de G1000 hebben gedacht. De G1000 is een experimenteel burgerplatform, waarbij 1000 willekeurig gekozen burgers afgelopen vrijdag (11-11-11) samen kwamen om de problemen van het land zélf te bespreken, een poging tot meer directe democratie. Dat er maar 704 opdaagden mocht de pret niet drukken. Uiteindelijk zal er echter maar met een “G32” van vrijwilligers worden doorvergaderd, wat weer op scepsis kwam te staan van het linkse burgermediaplatform DeWereldMorgen. De huidige crisis in België en Europa lijkt te smeken om meer directe democratie. Het blijft oprecht de vraag of dat überhaupt mogelijk is.
Door Daan Oostveen
De filmclub
De ironie van Drive
Er staan roze letters op de filmposter van Drive. Dat is best wel camp. Of jaren tachtig. In elk geval is de kleur ironisch. Eigenlijk lijkt het op de filmposter van Footloose. Drive zit vol met verwijzingen naar de jaren tachtig. Alles in de film is een referentie of een knipoog.
Drive heeft een eenvoudig plot: zwijgzame held die zijn brood verdient als vluchtautochauffeur wordt verliefd en daardoor komt hij in allerlei lastige situaties terecht (wat achteraf bezien ook het plot van een willekeurige aflevering van Fawlty Towers had kunnen zijn). Het verhaal is versierd met jarentachtigmuziek, beelden van een troosteloos Los Angeles, het verwrongen hoofd van Ron Perlman, onverwacht geweld, zilveren jassen en een hyperemotionele Carey Mulligan. Het past daarmee naadloos in de modieuze nostalgie naar de jaren tachtig, zo mogelijk het lelijkste tijdperk uit de geschiedenis van de mensheid. De hele stijl van Drive is niet mooi, maar alles waar het voor staat is cool. Dat werkt uitermate verwarrend, want hoe kun je een film beoordelen als bijna elke creatieve keuze een knipoog is?
In gesprekken na afloop bleek iedereen veel meer in de film gezien te hebben dan ik, variërend van iets wat blaxpoitation heet tot het zijn van een parodie op films waarvan ik nog nooit gehoord heb. Met zoveel referenties en ironie hoef je geen enkele keuze te verdedigen. Het is immers niet jouw beslissing, maar een verwijzing naar die van iemand anders. Drive is daarmee een typische hipsterfilm. Of ik mijn snor en skinny jeans mooi vind? Geen idee, maar het is jaren tachtig en vét camp.
Door Tim de Gier