De wereld staat in brand en dat mag niet onbeschreven blijven. De lijsttrekkersstrijd binnen de PvdA gaat tussen een Diederik, een Lodewijk en een Jacques. Mirko van Pampus gaat na wat dit betekent voor de toekomst van de partij.
De dag die je wist dat zou komen: omringd door opgewonden fotografen en iets minder opgewonden publiek, kondigde Lodewijk Asscher vorige week aan wat eigenlijk al weken bekend was – hij gaat de strijd aan om het lijsttrekkerschap van de Partij van de Arbeid. Desalniettemin was er grote oproer in medialand. Wie gaat dit winnen? Wat betekent dit voor de partij?
Bij De Wereld Draait Door hield partijprominent Felix Rottenberg een warrig verhaal, waarbij Pierre Bokma en Hans Klok duidelijk moeite hadden de ogen open te houden. Aan tafel zat ook Sywert van Lienden, initiatiefnemer van het curieuze G500 plan en vaste tafelgenoot wanneer het om ‘de politiek’ gaat. Tegen mijn – vooringenomen – verwachtingen in, maakte hij een heel goed punt: wat is het inhoudelijke verschil tussen de kandidaten?
Wat mij betreft is dat verschil er niet en is dat een terugkerend probleem bij de PvdA. Het lijsttrekkerschap van de partij is al jaren een oppervlakkige poppenkast, waarbij steeds ‘een nieuw gezicht’ naar voren wordt geschoven. Wat echter ontbreekt is een inhoudelijke discussie over de ideologische lijn van de partij: verder op de ‘redelijke middenweg’ van neoliberale dogma’s met een vriendelijk lichtrood sausje, of linksaf op de bres voor de minder geprivilegieerden, de verzorgingsstaat en de publieke sector?
Met de huidige kandidatenlijst kiest de partij voor voortzetting van de eerste koers. Hier en daar een lippendienst aan zaken als ‘moraliteit’ en ‘samen’, maar geen breuk met de jaren van privatiseren, flexibiliseren en sociale bezuinigingen. De stoere praat van Asscher in de richting van de VVD, die ook doorklinkt in het verkiezingsprogramma, kan niet verhullen dat hij heel soepeltjes coalitiegenoot is geweest in een zeer liberale kabinetsperiode en het lijkt dan ook meer verkiezingsretoriek dan ideologische bezinning.
Om twee redenen kan de voortzetting van deze weg problematisch uitpakken. Allereerst liggen er meerdere politieke kapers op de kust in dit politieke middenveld. Onder Samsom werd de partij vier jaar geleden weliswaar de tweede van het land, maar een dergelijke inhaalrace is allerminst gegarandeerd. Waarom zou de kiezer over een paar maanden niet D66 of GroenLinks stemmen? Of desnoods op het CDA of de VVD, waarmee de PvdA sinds 1994 maar liefst zestien (!) jaar in geoliede coalities zat? Los van esthetische onenigheid hier en daar, zijn er weinig fundamentele meningsverschillen op belangrijke thema’s als regulering van de financiële sector, privatisering van de publieke sector, vrijhandel en TTIP, de ‘noodzaak’ van begrotingsdiscipline in Nederland en Europa, de vluchtelingencrisis, enzovoorts. Kortom, wat definieert de PvdA van Samsom en Asscher ten opzichte van al die andere partijen?
De Britse schrijver Tariq Ali noemt dit het ‘radicale midden’. Een ontwikkeling waarbij politieke partijen steeds meer naar het centrum trekken en op elkaar gaan lijken. Hierdoor valt er in verkiezingstijd bijna geen betekenisvolle keuze te maken. De recente opkomst van extreem-rechts in Europa kan volgens Ali gezien worden als een direct gevolg van de frustratie over het gebrek aan een alternatief voor het radicale midden. En hier huist het tweede probleem van de lijn Asscher-Samsom. Een PvdA die zich blijft profileren als een bestuurlijke middenpartij, speelt zonder twijfel de PVV in de kaart.
De grap is niet van mijzelf, maar het is tekenend dat de lijstrekkersstrijd van de historische arbeiderspartij nu gaat tussen een Lodewijk, een Diederik en een Jacques. Niet drie namen die je direct associeert met emancipatie van onderop. Misschien is het tijd voor een Ahmed.
Foto: Afkomstig van de Flickr-account van Minister-president Rutte