Voorbij het G-majeurakkoord, de zes snaren van een gitaar en het aantal tellen in een maat: hard//sound introduceert eigenzinnige kunstenaars, instrumentenbouwers en muzikanten, die experimenteren met geluid en verder kijken dan hun muzikale neus lang is. Deze editie: de Audiomachinist.
Het ziet eruit als een vuilnisbelt, een schroothoop of stortplaats. Toch zitten in de installaties, decors en apparaten van Geert Jonkers de meest intrigerende klanken verscholen. Hard//hoofd legde de geluidsinstallaties en machinerieën van de Audiomachinist vast, tussen stellages vol oud ijzerwerk en bakken vol troep in zijn atelier aan de NDSM-werf in Amsterdam.
'Spinnende kat' (2011) voor de voorstelling 'Here Comes The Night' van Marike Jager.
"Hoe maak ik het huiselijk? Dat vroeg ik me af bij het meest intieme liedje van Marike, en al snel kwam ik op een spinnende kat. Eerst heb ik met allerlei frictie-constructies van scharnieren en oude deuren geprobeerd het geluid na te bootsen. Dit bleek veel simpeler. Ik bespeel tegelijkertijd de zingende zaag om de huiselijkheid te benadrukken, dat is toch een heel aandoenlijk ding."
Wie?
Toen een jonge Geert eens een stok tussen de spaken van zijn fietswiel stopte, ontstond er een wonderbaarlijk geluid: "Ting ding ding ding ding." Waar die fascinatie bij velen overgaat met het ouder worden, is de kinderlijke verwondering bij Geert Jonkers (1964) altijd gebleven. "Ik heb inmiddels een expertise opgebouwd, maar nog altijd begin ik bij nul, als een spelend kind", zo vertelt de zelfverklaard audiomachinist. Hij rondde de LTS metaalbewerking af, volgde een beroepsopleiding in de zorg, en werkte met meervoudig gehandicapten, junks en alcoholici. Hoewel hij het uiterst zinvol werk vond, besloot Jonkers zich zo'n twintig jaar geleden volledig op muziek te storten. Als autodidactisch slagwerker speelde hij met iedereen, van jazzorkestjes tot Braziliaanse straatmuzikanten.
Al gauw bleek het traditionele instrumentarium te beperkt voor Jonkers. Voor het theatergezelschap Dogtroep ging hij mechanische geluidsinstallaties maken van afgedankte rotzooi. Oprichter Warner van Wely verliet het gezelschap om een meer experimentele groep op te richten, en Jonkers sloot zich direct bij hem aan. Jonkers: "We keken hoe je op een andere manier muziek kunt maken, hoe je met het publiek omspringt om ze écht in hun buik te prikken. Onze voornaamste vraag was: 'Wat gebeurt er in de openbare ruimte en hoe krijgen we mensen uit hun dagelijkse sleur?'" Jonkers maakte de meest krankzinnige "orkestjes", zoals hij ze zelf noemt. Het begon met een stel regenpijpen met verschillende toonhoogten, die hij precies op het juiste moment liet omvallen. Zo ontstond zomaar een muziekstuk. "Daarna ging het van kwaad tot erger", grinnikt Jonkers. "Ik raak geen 'normaal' instrument meer aan. Alles is stembaar en tot een instrument te verheffen."
'Kettingzaag-tuba' (work in progress) voor het Noorderlijk Koperzaag Ensemble.
"Een bevriende kunstenaar maakte zo'n instrument voor de lawaaidemonstratie ter ere van Theo van Gogh. Daar zat meer in, dacht ik, dus we zijn eens gaan praten. Inmiddels hebben we een trio met bas, tenor en een alt, daar schrijven we stukken voor. We maken geluid voor tachtig man en zullen komende zomer onaangekondigd her en der gaan spelen als guerilla-orkest."
Wat?
In de twintig jaar dat Geert Jonkers zichzelf audiomachinist mag noemen, heeft hij talloze machines, installaties "en andere idiote grappen" gemaakt van afgedankte materialen. Hij creëerde een gigantisch ritmisch bakbeest voor rockband De Staat, dat het symbool werd voor hun tweede album Machinery en op de bühne stond bij Pinkpop, Lowlands en de vele clubpodia die de band aandeed. Ook maakte Jonkers het klankdecor voor de theatervoorstelling van Marike Jager, waarmee ze op het moment door het land trekt, en Jonkers vormt met twee muzikanten de groep BOT. Daarmee staat hij per definitie niet op een poppodium of in het theater, maar altijd op een locatie die tot instrument wordt gekroond. Zo speelde BOT onlangs de voorstelling "Geluid van Graan" in een oude graansilo en geven ze binnenkort een requiem voor een herberg die gesloopt gaat worden.
Aanvankelijk creëerde Jonkers simpele vertalingen van instrumenten. "Een trommel is een trommel, je slaat erop en er klinkt een dreun. Zo is een blauw plastic vat ook een trommel. Ik heb stukken geschreven voor zes tonnen, twintig regenpijpen en acht asbakken, maar daarmee bootste ik een traditionele bezetting na. Het idioom viel terug op een traditie van popmuziek, en zo snapten mensen waar ik mee bezig was. Nog steeds maak ik veel van dit soort objecten, maar nu schep ik er een wereld mee. Zo'n machine van De Staat gebruikt het idioom van een rockband, maar mensen zien niet precies hoe het werkt. Het zit heel complex in elkaar, en intrigeert veel meer dan vier blauwe vaten en een asbak."
'Koelkast-speeldoos' (2004) voor de expositie 'Kouwe Kermis'.
"Ik ben ooit voor een expositie gevraagd met de opdracht: bouw iets in een koelkast wat je daar niet verwacht. Mensen moesten hier hun kop in steken om een speeldoos te ervaren. Je ziet een hand en drie mechaniekjes die duwen op een blaasbalgje. Die zouden allemaal een akkoord moeten maken, maar hij is wat versleten, dus nu in revisie."
Waarom?
Zelf noemt Jonkers zijn werk poëzie. "'Zonder geluk valt niemand van een dak', dat is een gedicht van Jan Hanlo. Het is een rare grap, maar stemt ook tot nadenken. In zes, zeven woorden krijg je een hele wereld. Hetzelfde gebeurt met klank. Neem een zingende zaag en een emmer waar een wieltje tegenaan reutelt, en je krijgt onmiddellijk een sfeer, die veel meer behelst dan de elementen. 1 plus 1 is opeens 8. Voor mij heeft alles te maken met compassie, het inlevingsvermogen van mijn publiek. Als ik een afgedankte theepot een zweem van een ziel kan geven, gaan mensen zich identificeren met die oude meuk, of dat nou een man op dinsdagochtend in het Kröller Müller Museum is, of duizenden op Pinkpop. Ik werk volgens het adagium re-use or die. Niet alleen vanuit een recycle-gedachte, maar ook om mensen iets te laten beleven dat ze al lang kennen, maar nu een compleet andere functie heeft gekregen en tot een intrigerend instrument is verheft. Hopelijk zijn er aardig wat mensen weer in hun knutselschuurtje beland door wat ze van me hebben gezien."
Mits in een goede compositie kunnen zelfs de meest vreselijke geluiden heftige emoties oproepen, denkt Jonkers. Zo maakte hij eens een 'schraapton', een stalen ton die over een paal schraapt. "Dat geeft het geluid van tachtig nagels over het schoolbord. Het geluid is niet te harden, maar als je heel langzaam opbouwt in een nummer en een solo geeft op zo'n ding, dan gaan mensen dus echt huilen. Dat heeft me heel erg verbaasd, en ik vind het fantastisch."
'Slabak-centrifuge voor operazangers' (2009) voor BOT.
"Deze is ooit als wilde grap ontstaan. Ik hoorde iemand praten terwijl hij sla stond te centrifugeren, en zijn stem trilde heel mooi. Dit is hilarisch, een soort bejaard Leger des Heils-koor."
--
Beeld door Emmie Kollau