De wereld staat in brand en dat mag niet onbeschreven blijven. De Nashville-verklaring, die zich uitspreekt tegen homoseksualiteit, transgenders en seks buiten het huwelijk, zorgde afgelopen week voor de nodige ophef en verbazing. Ondanks de terechte storm van kritiek, geeft de publicatie van het pamflet vreemd genoeg ook hoop, laat Ela Colak ons zien.
Door de jaren heen heb ik geleerd, mede dankzij stages op nieuwsredacties, om negatieve nieuwsberichten te relativeren. Toch heb ik me afgelopen week behoorlijk zitten opwinden over de Nashville-verklaring, ondertekend door christelijke leiders in ons land die de LGBTQ-gemeenschap afwijzen. Mijn eerste reactie was verbazing, en hierna heb ik alle monotheïstische religies en hun aanhangers die anno 2019 oogkleppen ophebben vervloekt. Pas daarna begon ik in te zien dat er in de publicatie van het manifest een positieve boodschap schuilt – ik zal je uitleggen welke dat is.
Ik besefte me weer dat ik in een ‘vrij’ land leef waar homoseksuelen zich gelukkig niet in een kast hoeven op te sluiten, maar dat deze vrijheid ook (orthodoxe) geloofsovertuigingen en extreemrechtse meningen toelaat. Ik blijf het complex vinden, des te meer omdat ik me niet kan inleven in iemand die in God gelooft – en waarschijnlijk vice versa. We hebben allen de vrijheid om in dit land te ‘zijn’. Maar wat als je vrijheid geconfronteerd wordt met die van een ander?
Los van mijn gebrek aan inlevingsvermogen in een vrome christen, besefte ik me ook dat ik weer te lang in mijn linkse, Randstedelijke, humanistische bubbel heb liggen woelen. Zowel ik als SGP-stemmers uit de Biblebelt zijn geconditioneerd, al dan niet vrijwillig, met denkbeelden waarin we ons thuis voelen.
Filosofen uit de twintigste eeuw zoals Martin Buber en Gabriel Marcel betoogden dat ik alleen met ‘de ander’ mijzelf kan worden. Het Woordenboek Filosofie omschrijft Bubers dialogische filosofie als volgt: ‘(Het) kan globaal omschreven worden als een filosofie die een mensvisie hanteert die voorrang verleent aan de relatie met de medemens. (…) Zo word ik pas mezelf als persoon door mijn verbondenheid met de ander.’
Maar hoe verbonden zijn we tegenwoordig? Online verbinden we ons gemakkelijk, maar dat zijn veelal mensen met wie we eensgezind zijn. Offline lijken we juist steeds meer van elkaar te vervreemden.
Hoewel de Nashville-verklaring mensen tegenover elkaar zette, dreef er ook iets naar de oppervlakte wat in de media de laatste jaren weinig tot geen aandacht kreeg. Radicale geluiden, uiteinden van ons maatschappelijke en politieke spectrum, lijken zo nu en dan ook nodig te zijn in het publieke debat.
Een voorbeeld: als vrouwen niet radicale acties hadden ondernomen in de eerste en tweede feministische golf, was stemrecht en abortus misschien nu nog een brug te ver. Tegenwoordig worden ook, dankzij de Zwarte Piet-discussie en de klimaatcrisis, radicale geluiden breed uitgemeten. Gelukkig hebben we in ons land een democratisch gekozen overheid die zich graag beroept op consensuspolitiek, waardoor ik het vertrouwen heb dat we wederom in het midden zullen uitkomen.
De dialoog die we continu voeren bepaalt ons menselijk bestaan, zoals Buber en Marcel aangaven. We hebben tegengeluiden nodig om onszelf te worden en onze doelen in het oog te houden. Vanuit deze visie kijk ik naar het Nashville-akkoord: als het niet naar buiten was gekomen, was er ook geen liefdesverklaring opgesteld door oud-politicus Boris van der Ham, die intussen door meer dan 50.000 mensen is ondertekend, en geen bijeenkomst georganiseerd bij het Homomonument in aanwezigheid van de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema. Meerstemmigheid houdt ons scherp. Het herinnert ons eraan dat we niets voor lief moeten nemen en dat we moeten blijven strijden voor gelijke behandeling en mensenrechten.