De wereld staat in brand en dat mag niet onbeschreven blijven. De vraag naar psychologische hulp in de ggz is groot en de wachtlijsten zijn lang. Een deel van dit lijden is echter te voorkomen: we moeten leren omgaan met het lijden dat inherent is aan het leven, aldus Wolter de Boer. Het is niet erg om je soms slecht te voelen, en filosofie kan ons dat leren.
De afgelopen tijd is er veel aandacht geweest voor de psychiatrie, in het bijzonder voor welk lijden in de psychiatrie thuishoort, en welk lijden niet. Vorige week woensdag debatteerden hoogleraren Damiaan Denys en Jim van Os in De Balie over ‘de toekomst van de psychiatrie’. Toen de presentator van de avond vroeg wat de twee heren als een concrete interventie zagen om de druk op de ggz te verlichten, stelde Denys voor om filosofie onderdeel te maken van het verplichte onderwijsprogramma. Van Os onderschreef dat, maar zou het dan liever ‘mentale weerbaarheidstraining’ noemen. Aan het idee van ‘mentale weerbaarheid’ kleven echter een aantal problemen, en het verschil tussen mentale weerbaarheid en filosofie als basis voor een lesprogramma laat zien hoe we tegen lijden aankijken.
In het debat maakten de professoren de tussentijdse balans op van een discussie die al sinds september woedt. Denys sprak zich toen in NRC uit tegen onze cultuur die dicteert dat we mooi, gelukkig en succesvol moeten zijn. Hij stelde dat veel mensen die aanspraak doen op de ggz op zoek zijn naar zingeving en niet echt ziek zijn, en dat de behandeling van deze groep mensen ten koste gaat van de behandeling van ‘echt zieke’ mensen. Van Os reageerde daarop met een brief, en stelde dat met Denys’ verkondigingen psychisch lijden wordt weggezet als gezeur, en zo het hardnekkige stigma dat eraan kleeft alleen maar plakkeriger wordt.
In het debat werd er steeds gesproken over ‘de zes procent’ en ‘de veertien procent’ alsof het gesprek de Occupybeweging betrof. Van de twintig procent van de Nederlandse bevolking bij wie sprake is van een psychiatrische stoornis, heeft zes procent ernstige klachten. De overige veertien procent zou mildere problemen hebben. De nationale middelen zijn echter niet toereikend om alle mensen die tot de twintig procent behoren te helpen, vandaar de lange wachtlijsten in de ggz. Kinderen al vroeg leren omgaan met de nare kanten van het leven, zou kunnen voorkomen dat ze later aanspraak maken op de ggz, opperden Denys en Van Os.
Hoe je zo’n lesprogramma noemt en inricht is bepalend voor welk idee je kinderen meegeeft over lijden. Bij mentale weerbaarheidstraining rijst al snel de vraag: wat gaat door voor een weerbare psyche? Is iemand die mentaal weerbaar is iemand die goed om kan gaan met stress, iemand die verbaal assertief is of iemand die tegenslagen in het leven een plekje weet te geven? Je komt zo tot prijzenswaardige en minder prijzenswaardige eigenschappen, die samen een uniform mensbeeld vormen dat je vervolgens aan kinderen over probeert te brengen. Zo’n training kan zelfs de indruk wekken dat je je altijd tegen nare gebeurtenissen moet verzetten (‘verweer je!’), en het leert nog niet dat sommige gebeurtenissen zo vervelend zijn dat het gewoon niet lukt om je ertegen te verzetten.
Zo leren kinderen dat gebrekkigheid een onderdeel is van de menselijke conditie.
Wanneer we er daarentegen voor kiezen om filosofie als verplicht vak toe te voegen aan het lesprogramma, kan een docent kinderen leren om zelf na te denken over het leven, en over de goede en de nare dingen die daarbij horen. Ieder kind mag daar vervolgens zelf haar of zijn lessen en conclusies uit trekken. Zo leren kinderen dat gebrekkigheid een onderdeel is van de menselijke conditie. Kinderen besluiten zelf wat ‘mentaal weerbaar’ zijn betekent (en of ze dat willen zijn).
Hoewel ik niet geloof dat de klachten van ‘de veertien procent’ als sneeuw voor de zon verdwijnen op het moment dat filosofie een verplicht nummer in het lesprogramma wordt, geloof ik wel dat het zinnig is om bewustzijn te creëren rondom de fundamentele menselijke gebrekkigheid, zodat kinderen en volwassen inzien dat het niet erg is om je soms slecht te voelen. Dat bewustzijn moeten we creëren op een manier die mensen of hun gemoed niet direct probeert in te kaderen. Als dát dan mentale weerbaarheid heet, is dat wat mij betreft ook goed.