Afgelopen december nam ik een radicaal besluit: ik besloot de honderd en drie foto’s van mijn dochter – die ik in de vier jaar sinds haar geboorte op Facebook plaatste – stuk voor stuk te verwijderen. Rond de kerstdagen kunnen momenten van bezinning je zomaar overvallen. Ik kondigde deze beslissing natuurlijk op hoogst dramatische wijze aan op mijn tijdlijn, want ook dat wat spoedig niet meer te zien zal zijn mag niet ongezien blijven. De schattigste foto die ik van mijn oogappel vond, plaatste ik met de boodschap dat men nog vierentwintig uur van haar beeltenis kon genieten en dat ik daarna de grote schoonmaak zou inzetten. Die vierentwintig uur werden er uiteindelijk achtenzestig, omdat mijn ‘vrienden’ meer tijd nodig hadden om afscheid te nemen. Vervolgens werd mijn dochter toch echt gewist.
Mijn besluit kwam niet uit het niets. Die laatste maanden van 2014 was er een hoop commotie op Facebook over vermeende veranderingen in de voorwaarden. Deze zouden ervoor zorgen dat alles wat iemand van zichzelf toont zonder toestemming gebruikt kon worden voor advertenties. De sfeer van een vriendenfeestje was altijd de aantrekkingskracht van het sociale medium geweest, maar een miljardenbedrijf kan zijn diensten enkel gratis aanbieden door van zijn gebruikers een product te maken. Wie al te verontwaardigd reageerde werd dan ook terecht naïviteit verweten. Massaal werden namen in pseudoniemen veranderd en profielfoto’s onherkenbaar gemaakt. Die behoefte om mijzelf te verstoppen voelde ik niet. Mocht ik op een dag ontdekken dat mijn gelaat gebruikt werd om waterbedden of slijptollen aan de man te brengen, zou ik alleen maar opgelucht zijn dat ik zowaar toch nog ergens voor bleek te dienen. Dat mijn dochter nooit enige toestemming had gegeven voor welke digitale zwerftocht dan ook, begon echter steeds meer tot mij door te dringen.
Een verandering in de voorwaarden bleek er echter niet te komen; de mogelijkheid om commercieel geëxploiteerd te worden was er namelijk altijd al geweest. Elke gebruiker had daar toestemming voor gegeven door bij het aanmaken van een account akkoord te gaan met de minuscule lettertjes waarin dat stond vermeld. Maar met een paar simpele klikjes in de instellingen – aanpassingen die ik tot mijn blijde verrassing ooit al had ingevoerd – kon deze toestemming gewoon weer worden ingetrokken. De foto’s van mijn dochter zouden dus vermoedelijk veilig blijven. De reden om ze weg te halen kwam dan ook niet voort uit angst, het leek eerder een kwestie van goede smaak te zijn geworden. Door alle ophef was het domweg onmogelijk om Facebook nog langer te ervaren als een vrijblijvend vriendenfeest. De gezellige sfeer was voorgoed bezoedeld.
Als ik terugkijk naar mijn Facebook-gebruik van amper een half jaar geleden voelt dat als een ander tijdperk. Ik bekeek de wereld door een waas van al wat mogelijk gedeeld kon worden. Het was de roze waas van de trotse ouder die niet meer afhankelijk is van filmrolletjes of welke beperking dan ook. Van een verbaasde babyblik tot de eerste stapjes en van een dagje in de dierentuin tot een gezicht vol appelstroop, iedereen moest kunnen meegenieten van mijn huiselijk geluk. Mijn smartphone brandde in mijn broekzak als het pistool van een cowboy in zijn holster, klaar om elk moment getrokken te worden. Of een plaatje de moeite waard was om gedeeld te worden, had ik soms al bepaald nog voordat ik geschoten had. Om dit schattigheidsexhibitionisme enigszins voor mijzelf goed te praten, hanteerde ik het criterium dat ik er een komisch tekstje bij moest kunnen schrijven. Terwijl ik mijn dochter in bad deed, haar luiers verschoonde en haar kinderwagen door het park duwde, hield ik met een half oog de ‘likes’ en kreten van vertedering in de gaten, als waren het beursberichten waar mijn rijkdom van afhing.
Illustratie: Joost Dekkers
Ondertussen was er weinig waar ik mij meer aan stoorde dan kinderfoto’s op Facebook. Ik kon minutenlang naar zo’n foto staren en mijn hoofd pijnigen over de vraag waarom het de moeite waard was bevonden uitgerekend dat plaatje met de mensheid te delen. Vanzelfsprekend was dat kind vele malen minder mooi en bijzonder dan mijn exemplaar. Bovendien was er niet eens de moeite genomen om er een komisch tekstje bij te bedenken. Schaamteloos vond ik dat. Natuurlijk klikte ik altijd op de ‘like-knop’, want dat zou vast ook meer likes bij mijn foto’s genereren.
Niet alleen voor mij lijkt nu een ander tijdperk te zijn aangebroken. Langzaam verandert de manier waarop mensen Facebook gebruiken. Sommigen kondigen aan over te stappen naar alternatieve diensten, maar tot een verwijdering van hun account leidt dit bijna nooit. Wanneer je je echt helemaal veilig zou willen voelen, zo hoorde ik onlangs, moet je de instellingen zo aanpassen dat je alles alleen nog maar met jezelf deelt. Zou dat de toekomst van de ‘sociale’ media zijn: dagboekachtige bunkers waarin iedereen enkel zijn enige vriend is? De statusupdate-vraag ‘wat ben jij aan het doen?’ wordt ieder geval nauwelijks nog beantwoord. Onder mijn ‘vrienden’ (want waar kan ik mij anders op baseren?) deelt men voornamelijk interessante artikelen, vermakelijke filmpjes en af en toe een oproepje tot betrokkenheid vanwege een of ander onrecht, maar het persoonlijke leven verdwijnt steeds verder naar de digitale achtergrond.
Wellicht komen de veranderingen in onze Facebook-gretigheid ook wel doordat de nieuwigheid er simpelweg van af is. Scholieren – voor wie sociale media even bijzonder zijn als water uit de kraan en die natuurlijk ver weg blijven van een plek waar hun ouders en soms zelfs grootouders rondhangen – schijnen tegenwoordig massaal de e-mail te ontdekken.
‘Echt vet chill, het is een soort PM maar dan ziet de ander niet dat je aan het typen bent,’ hoorde ik een puistig ventje in de tram uitleggen aan zijn vriendjes.
Toen ik alle foto’s had weggehaald bleek de wereld niet te zijn vergaan. Als ik ze online had laten staan was dat vermoedelijk ook niet gebeurd. Maar dit nieuwe tijdperk voelt een stuk opgeruimder dan het vorige, als een huis waarin de meubels steeds meer op hun juiste plek komen te staan. Na een strenge selectie heb ik al het vertederende beeldmateriaal van de afgelopen jaren in drie kloeke albums laten afdrukken, zonder komische teksten. Vrienden die mijn dochter willen bewonderen mogen dit altijd inzien, zolang er maar bij het omslaan van de pagina’s af en toe een duimpje opgestoken wordt.
Deze column is geschreven voor het filmfestival GoShort, met als thema: Generation I: Community.