Er was een nieuw boek verschenen. Het heette Kruip nooit achter een geranium en de schrijfster kwam op de televisie tekst en uitleg geven. Dat de titel nergens op sloeg – tegenwoordig kruipt men hooguit achter een tweetal orchideeën – werd niet aangekaart. Nu ben ik dol op titels die nergens op slaan, maar kies dan iets minder oubolligs. Enfin, het ging natuurlijk om de inhoud.
De schrijfster had een ontdekking gedaan. ‘Vrouwen’, sprak zij, ‘willen tegenwoordig allemaal oud worden zonder het te zijn’. Zelf was zij ook zo’n vrouw. Ze was nu nog jong en begeerlijk, maar over pakweg twintig jaar zou ze oud, lelijk en der dagen zat zijn. Was er een manier om zich hierop voor te bereiden? Kon zij haar lot verzachten door bepaalde waarschuwingen in acht te nemen - waarschuwingen van mensen die al jaren met het oudheidsbijltje hakten? Zij dacht van wel en was bij een aantal van hen te rade gegaan. Daar was haar boek uit gerold.
Ik was inmiddels rechtop gaan zitten. Haar queeste herinnerde me immers aan die van mijzelf, toen ik mij als veertigjarige journaliste ook eens verdiepte in mijn toekomstige ouderdom. Daartoe sprak ik met een aantal grijsaards en schreef het boek Morgen ben ik oud.
Maar daar hield de overeenkomst op. Ik zocht mijn woordvoerders indertijd in de categorie ‘normale mensen’- mannen en vrouwen die er, ondanks de bij hun leeftijd en sociale klasse horende beperkingen, het beste van probeerden te maken.
De auteur van Kruip nooit achter een geranium vergaarde haar wijsheden binnen een kleine kring ‘powervrouwen’: aan de weg timmerende, maatschappelijk succesvolle en tot vervelens toe in de schijnwerpers staande types als Neelie Kroes, Hedy d’Ancona en Marjan Berk. Wat zij van hen wilde weten was: hoe word ik nét zo’n leuk, gezond, sociaal, geestig, geliefd, slim en mooi oud mens als jullie?
God bewaar me. Het deed me denken aan een uitspraak die ik eens aan Annie M.G. Schmidt ontlokte. Gevraagd naar haar beleving van de oude dag verzuchtte ze: ‘De buitenwereld roept de hele dag tegen je dat je niet bij de pakken neer moet zitten. “Kijk eens naar die en die”, zeggen ze dan, “die rijdt op zijn vijfennegentigste nog op de fiets heen en terug naar Frankrijk!” Je moet alles blijven kunnen. Vooral niet oud worden. Terwijl ik zo vaak denk: ik heb mijn tijd gehad. Laat me nou eens lekker in mekaar storten’.
Persoonlijk lijkt me dat ook het lekkerst, als je de negentig nabij bent. Liever dat, dan tegen de klippen op ‘nét zo’n leuk etc. mens’ te blijven als Marjan Berk en haar vriendinnen. Ik word al moe bij de gedachte.
Toch hebben onze boeken ook iets gemeen: ze hadden net zo goed niet geschreven kunnen worden. Alles wat erin staat kan een lezer met een beetje IQ zelf bedenken. De enige vraag die er werkelijk toe doet – ‘hoe stap ik straks zonder wrok of spijt in mijn kistje?’ - werd door ons noch gesteld, noch beantwoord.

Trudy Kunz werd in de jaren tachtig en negentig bekend door haar werk voor Libelle en Marie Claire. Voor Plus Magazine was zij bijna vijftien jaar columniste. Zij publiceerde meerdere interviewbundels en in 2013 verscheen haar eerste roman, Kroniek van een bange liefde. Als pensionado zonder pensioen verdeelt zij haar tijd, net als daarvoor, tussen schrijven, schilderen en ander (on)nuttigs.

Reinout Dijkstra is illustrator uit Zwolle. Hij maakt tekeningen, schilderingen, foto's en soms ook nog een klein tekstje. Zijn werk is geaard in zijn eigen ervaringen, hij geniet van dingen als lichtval, kleur en is niet vies van een grapje.