Fles wijn, fles wijn, fles wijn, appelsap, fles wijn, biertje, pot augurken, fles wijn, fles wijn, fles wijn. De vrouw op de bushalte keek me met een scheef oog aan terwijl ik glaswerk uit drie overvolle plastic tassen stuk voor stuk de container in schoof. Luid klingelend was ik het plein overgelopen, mezelf inprentend dat het vooral géén walk of shame was. Ik was het afgelopen jaar niet bepaald opruimerig (maak daar misschien maar de afgelopen zevenentwintig jaar van) en waardoor een aardige verzameling flessen was ontstaan. Lang stonden ze opeen gepropt onder het aanrecht. Steeds kwamen er meer bij, de ruimte werd krapper, de kleine restjes droesem onderin veranderden van wijn in azijn in een fruitvliegjesvalstrik. Vandaag had ik besloten ze eindelijk weg te tiefen. Eenmaal bij de glasbak deden de flessen me terugdenken aan de momenten waarop ze waren aangeschaft, en waarop ze waren open getrokken. Een Crémant de Bourgogne, een Picpoul de Pinet, een Chianti, een Albert Heijn Prosecco, een Sauvignon Blanc uit de Loire.
“Mees, het is ongelofelijk hoe je je in zo’n korte tijd hebt ontwikkeld tot wijnsnob.” Mijn huisgenote keek een half jaar eerder wat bezorgd toe hoe ik een hele lade van onze koelkast vulde met mijn in Italië en Frankrijk aangeschafte wijnen. Er bleef aanzienlijk minder ruimte over voor andersoortige consumpties die het koelen waard waren. Ze had gelijk. Niet lang nadat ik bij café Schiller was gaan werken, begon ik te leren over wijnen. Iets waarvan ik eerder geen enkel benul had. Mijn smaak was veranderd, mijn kennis vergroot. Twee jaar geleden had ik geen flauw idee dat Chardonnay een druif was, en als je had gezegd dat Merlot een stad in de Bordeaux was, had ik je misschien nog wel geloofd. Toegegeven, nog steeds moet ik lachen als iemand in een wijnglas ruikt en zegt “Mest... frambozen... natgeregende straten van Avignon...”, maar ergens is het vooral heel erg leuk om ergens meer over te leren en om ondergesneeuwde zintuigen verder te ontwikkelen.
Wijnkennis is al eeuwenlang een statussymbool. De welgestelden dezer wereld pochen graag met hun wijnkelder, of deze nou gevuld is met Romaneé Conti’s (oud geld) of een Louis Roederer Cristals (nouveau riche) is. Op wijnproeverijen zie je ze dan ook lopen. De opgeschoten gastjes, met hun blonde vriendinnen, die van wijn hun hobby of zelfs hun werk gemaakt hebben. Vrijwel zonder uitzondering dragen deze mannen overhemden met een ander patroon aan de binnenkant van de kraag en de manchet, en de overbodige knoopjes vechten om hun bestaansrecht. Onder hun broek een paar sneakers van de Shoebaloo, in hun zak zit de sleutel van hun glimmend nieuwe Vespa. De sommelierswereld is er één van mannen. Vrouwen zie je ook aan het werk, maar de kerels met hun opgedofte haantjesgedrag zijn beter vertegenwoordigd. Ik heb nog niet veel proeverijen bezocht in mijn leven, maar zo veel is me duidelijk geworden.
Foto: privécollectie Ava Mees List
Afgelopen zondag bevond ik me op een diner met een stuk of honderd Franse wijnboeren, in een afgehuurde zaal aan de rand van Parijs. Die dag hadden ze vergaderd over de toekomst van de Association des Vins Naturels, een beweging die er naar streeft geen enkele troep aan hun wijn toe te voegen. Er was niemand met een recht gebit, bijna iedereen rookte sjek. Fles na fles na fles werd opengetrokken. Ik poogde het Frans te ontwaren wat er om me heen werd gesproken ("Waarom praat niemand zoals op die bandjes die we vroeger tijdens de les luisterden?") en tegelijk het eten te herkennen wat op mijn bord lag ("Oké, het is een oester, maar wat was dat witte geraspte spul erbovenop?"). Ondertussen werd mijn glas met steeds een andere wijn gevuld. We dronken alles door elkaar, en er werd zeer zeker niets uitgespuugd. Tegen het eind van de avond stond ik arm in arm met een wijnmaker en kreeg ik een baan aangeboden in een bar à vin in het zuiden van la douce France.
De volgende dag waren we op de officiële Vin Naturel Dégustation. Dezelfde boeren stonden nu achter hun tafels, de wijnen netjes voor hun neus uitgestald, en ik stond aan de andere kant. Alles moest worden uitgespuugd in enorme tonnen met een vloeibare inhoud waar je flink wat ontgroeningsgrapjes mee zou kunnen uithalen. Hoewel we in Parijs waren was het gehalte conservatievelingen beduidend laag. En toen zag ik ze in ene. Twee gozers, de één jong en de ander volgroeid. In hun hand een dure pen, een notitieblok. Hun gezichten stonden op zuur, hun overhemden waren strak gestreken, zo uit de verpakking bijna. Maar als ze opkeken zag je dat ze zich een beetje verloren voelden. Hier waren geen schone vloeren, hier was geen prestige, hier waren geen Michelin sterren. Ik moest een beetje om ze gniffelen die jongens. Het was alsof ze waren vergeten waar wijn drinken ook om gaat: om bacchanalen, om levensvreugde, om dansen, om je overhemd verkeerd knopen en in het hooi belanden met een mooie deerne. Elitair zijn is leuk, maar het kan op een andere manier. Met een beetje elan. Ongekamd haar. Of een vlek op je rok. Met een glas wat onder de lippenstift zit. Met een mond vol blauwe tanden, omlijst door paarse lippen. Perfectie is saai, en snobisme is voor plebs. Uiteindelijk belandt het toch allemaal in dezelfde glasbak.