History In Progress Uganda is in 2011 geïnitieerd door de Nederlandse fotografe Andrea Stultiens en kunstenaar Rumanzi Canon, die in Oeganda woont en werkt. HIPUganda verzamelt en publiceert foto’s uit (privé)collecties en archieven in en over Oeganda. Aan de hand van foto’s maakt HIPUganda het mogelijk voor zijn publiek om zich tot de geschiedenis van Oeganda te verhouden, om erover na te denken en erop te reageren.
De Ebinanyi boeken zijn voortgekomen uit HIPUganda. Op Hard//hoofd is Ebifananyi 1, The Photographer, Deo Kyakulagiradat te zien. Elk Ebifanany boek (het zijn er inmiddels zes) gaat over een specifieke Oegandese fotocollectie. Ebifananyi 1 gaat over Deo Kyakulagira, een Oegandese man die fotograaf is van beroep. In het boek is te zien hoe hij de wereld om zich heen documenteerde, als professioneel fotograaf, maar ook als vader. De in het boek opgenomen verhalen van mensen uit zijn omgeving bieden context aan het werk.
Het project heet History in Progress Uganda. Zou je kunnen uitleggen wat je met deze titel bedoelt?
Ik wil hiermee aangeven dat geschiedenis iets is dat voortdurend wordt herschreven, en dat wij daar met het delen van foto’s mogelijk aan bijdragen.
Wat was de beweegreden voor het verzamelen van al dit beeld? Wilden jullie een onterecht beeld van Oeganda rechtzetten?
Nee, we wilden het beschikbare beeld uitbreiden en meer divers maken. Door dat te doen zou je kunnen zeggen dat we een vermeende eenzijdigheid aan de kaak stellen. Zo hebben David Campbell en Marcus Powers een artikel geschreven, the Scopic Regime of Africa, waarin zij op overtuigende wijze laten zien dat het beeld dat we in het Westen van Afrika hebben voornamelijk een projectie van onze kant is. Ik ben het met hen eens, maar wil een stap verder gaan dan dat zij doen. Zij zien een probleem, maar bekijken het niet van andere kanten. Afrikaanse kanten. Wat nog steeds veel te vaak gebeurt is dat er in Europa (of elders in ‘het Westen’) bekokstoofd wordt wat er moet gebeuren om een verbetering aan te brengen in ‘Afrika’, zonder met Afrikanen zelf in gesprek te zijn daarover. Dat is eigenlijk ook het geval met dit artikel. Ik hoop dat wij met HIPUganda bijdragen aan een genuanceerder beeld van dit stukje van het Afrikaanse continent. Dat is een heel bescheiden en heel ambitieus doel tegelijkertijd. Maar op de een of andere manier werkt het. Als je nu een Google Image Search doet gerelateerd aan een onderwerp in Oeganda, dan is de kans groot dat je beeld tegenkomt dat Rumanzi en ik gedigitaliseerd en beschikbaar gemaakt hebben.
Het fenomeen dat je aan de kaak wilt stellen, beperkt zich niet tot Oeganda. Waarom heb je ervoor gekozen om je juist in dit land te verdiepen?
Dat ik juist in Oeganda fotografieprojecten ben gaan doen komt voort uit een vriendschap in Nederland. Mijn vroegere buurvrouw wilde zolang ik haar kende naar ‘Afrika’. Toen ze de daad bij het woord voegde ben ik, in 2000 voor het eerst, en vijf jaar later opnieuw, bij haar op bezoek gegaan. De kennismaking met haar wereld leidde tot een fotografieproject. Hierin verkende ik met twee groepen kinderen (één groep in Nederland en één in Oeganda) door middel van fotografie wat voor hen belangrijk was, en hoe hun culturen gepresenteerd worden in nationale musea. Tijdens dit project kwam ik in aanraking met enkele lokale fotocollecties, die ik vervolgens digitaliseerde. Zo is het balletje gaan rollen.
Hebben jullie een bepaald publiek in gedachten bij het maken van dit project? Is het bijvoorbeeld gericht aan de Oegandese samenleving? Of juist aan de Westerse samenleving?
We hebben voor de verschillende presentatievormen die we gebruiken verschillende soorten publiek in gedachten. We delen de foto’s op Facebook; niet alleen om ze beschikbaar te maken, maar ook om er informatie, herinneringen, associaties en namen aan toe te voegen. Daarom zijn mensen die een directe relatie met de foto’s hebben hier het belangrijkste publiek. Dat zijn met name, maar zeker niet alleen, Oegandezen die zichzelf herkennen in de foto’s, of verhalen kennen over de foto’s. Daarnaast is iedereen welkom die geïnteresseerd is in hoe het Oegandese verleden in foto’s zichtbaar is en kan worden gemaakt.
Bij het maken van de boekjes is het publiek dat ik in gedachte heb diverser. Het is in ieder geval zowel Oegandees als Nederlands, maar eigenlijk gewoon internationaal. In de boekjes verschuift het belang van wat er op de foto’s staat naar het systeem waar de foto’s uit komen, en wat ze kunnen laten zien aan publieken met diverse achtergronden, en ook wat niet. In het geval van tentoonstellingen en andere presentaties is het publiek dat we in gedachten hebben juist weer heel specifiek. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om de mensen die nu verbonden zijn aan een school die te zien is op de foto’s. Of om fotojournalisten in Oeganda. Of om een kunstpubliek in Nederland. De presentatie kan worden aangepast op zowel het publiek, als de ruimte die beschikbaar is voor het tonen van foto’s.
Eenmaal gepubliceerd, hebben jullie geen controle meer over wat er met de foto’s gebeurt. Dat is ook niet jullie verantwoordelijkheid, schrijven jullie. Zou je hier wat meer over kunnen zeggen? Ligt er bijvoorbeeld een bepaald idee over fotografie aan deze uitspraak ten grondslag?
Je verwijst met deze vraag naar een zin in de omschrijving van HIPUganda op de Facebook-pagina. Het is enerzijds een disclaimer, en anderzijds zegt het iets over onze opvattingen over auteursrecht en het recht op de informatie die het fotografische beeld bevat.
Foto’s die op internet worden gepost, kunnen natuurlijk eenvoudig worden gedownload of door middel van een screenshot ‘eigen worden gemaakt’. Wij gaan zeer zorgvuldig om met het vermelden van bronnen. Die vormen, zo vinden wij, een deel van de betekenis van de foto. De informatie en deelbetekenis van de foto die besloten ligt in de contextinformatie gaat verloren wanneer de bronvermelding mist. Daarnaast maakt de open betekenis van foto’s dat ze kunnen worden gebruikt voor boodschappen waar wij niet achter staan. Dat alles neemt niet weg dat we het delen en beschikbaar maken van foto’s belangrijker achten dan het mogelijk verdwijnen van de context van het beeld, en het feit dat mensen foto’s zich toe-eigenen. We vinden ook dat het recht op het zien van beelden uit een verleden dat maar mondjesmaat gedocumenteerd en beschikbaar is — zeker wanneer je het vergelijkt met bijvoorbeeld het Nederlandse verleden — een recht is dat het auteursrecht overstijgt.
De maker of de eigenaar van de foto zou niet het alleenrecht moeten hebben op het zien en laten zien van foto’s. Foto’s moeten beschikbaar zijn voor een collectief, waarvan op zijn minst de gefotografeerden en de mensen voor wie dat wat op de foto staat relevant is, onderdeel zijn. Natuurlijk willen we foto’s als inkomensbron van fotografen niet ondermijnen, maar we willen wel een activistische rol innemen wanneer het gaat om eenzijdige beeldvorming en proberen bij te dragen aan het diverser maken van die eenzijdige beeldvorming.
Je werkt veel samen. Wat is de invloed van deze samenwerkingen voor jouw praktijk en het werk dat daaruit voortkomt?
De samenwerkingen ZIJN mijn praktijk. Een jaar of twintig geleden begon ik me te realiseren dat mijn blik zo zijn beperkingen heeft. Sindsdien werk ik eigenlijk altijd met historisch beeld, of met beeld dat op mijn uitnodiging is gemaakt door anderen in aanvulling op, of in plaats van de door mij gemaakte foto’s. Dit helpt me om vragen die ik me stel te kunnen beantwoorden. De verschillende beelden en bronnen staan niet in een hiërarchische verhouding tot elkaar, maar naast elkaar.
Je geeft ook les. Heeft het lesgeven je relatie tot het medium beïnvloedt?
Het lesgeven, of mijn opvatting daarvan, is een logische bezigheid voor iemand die graag vragen stelt en ze probeert te beantwoorden op een kritische manier. Daarmee bedoel ik dat ik steeds mijn eigen positie bevraag, zowel in het stellen van de vraag als het beantwoorden ervan. Ik zie studenten vaak dingen maken zonder zich vragen te stellen die betrekking hebben op het waarom van wat zij maken. Wat bijvoorbeeld hun positie is in relatie tot hun ontwerpen of hun artistieke werk. Het is de output die telt en het is de docent die (nog steeds te vaak) bepaalt of die output ertoe doet of niet. Deze ervaringen, in combinatie met het werken in een andere cultuur dan waarin ik ben opgegroeid en opgeleid, hebben ertoe geleid dat ik vind dat ik niet mag en kan verdwijnen in of achter het werk dat ik maak. Om concreet te worden betekent dit dat ik op de een of andere manier vaak letterlijk in beeld kom in mijn boekjes en andere presentatievormen. Niet omdat ik zo nodig gezien moet worden, maar omdat mijn betrokkenheid relevant is voor het begrijpen van wat er getoond wordt. We kunnen als fotografen anno 2016 niet meer denken dat we een neutrale partij zijn; dat we slechts dingen doorgeven of in beeld brengen zonder hierop in te grijpen.
Welke makers bewonder je? En waarom?
Dat zijn, geheel in lijn met het vorige antwoord, makers die goed zijn in het bedenken van gepaste vormen voor dat wat ze willen vertellen, en tegelijkertijd die vormen kunnen bevragen zonder de magie van het verhaal en de vorm om zeep te helpen. Het zijn mensen die dit individueel kunnen of in collectieven, zonder exclusief te worden en ontoegankelijke dingen te maken. Die makers zijn zeldzaam, en tegelijkertijd zijn er verrassend veel van.