Thijs Kleinpaste vertelt maandelijks over een bewonderenswaardige tegendraadse denker of schrijver. Ditmaal Alexander Herzen, de ongrijpbare negentiende-eeuwse bastaard-Rus die ideologieën doorprikte en leugenachtigheid genadeloos afstrafte. Een voorbeeld voor ons allen.
Toen ideeënhistoricus Isaiah Berlin werd gevraagd naar zijn grootste inspiratie, antwoordde hij zonder met zijn ogen te knipperen: “Alexander Herzen, boven alle anderen”. Feiten en gedachten, de autobiografie van Herzen, zijn magnum opus in een uitwaaierend oeuvre, stond wat Berlin betreft op gelijke hoogte met Oorlog en vrede, en hij voegde daar aan toe dat het vermogen dat hij bezat tot het observeren en analyseren van zijn tijd alleen door Karl Marx en Alexis de Tocqueville werd benaderd. Berlin was niet de enige. Dostojevski schreef in Dagboek van een schrijver dat hij Herzen bewonderde om zijn eerlijkheid en de manier waarop hij het zichzelf als denker moeilijk maakte.
Waarom worden sommige schrijvers lang na hun dood nog stukgelezen en anderen niet?
Waarom worden sommige schrijvers lang na hun dood nog stukgelezen en anderen niet? Als Herzen op gelijke voet staat met schrijvers van wie de werken eenvoudig verkrijgbaar zijn, waarom dan niet de zijne? De Arbeiderspers heeft Feiten en gedachten dankbaar opgenomen in de Privé Domein-reeks, maar de rest van zijn oeuvre blijft matig ontsloten; sommige essays zijn uit het Russisch vertaald in Duits, Frans of Engels en antiquarisch nog vindbaar, mede dankzij de propagandistische toewijding van de Sovjet-staatsuitgeverij, die onder Stalin selecties uit het werk van negentiende-eeuwse Russische denkers liet vertalen en in zware bruine banden uitbracht. Herzens bekendste roman Who is to blame en een keuze uit journalistiek werk worden nog gedrukt door een paar kleine universitaire persen. In Groot-Brittannië en de Verenigde Staten kan Herzen op bescheiden interesse rekenen — soms duikt hij ineens op in een essay, en hij figureerde in 2002 als hoofdfiguur in de theater-trilogie The Coast of Utopia van Tom Stoppard — maar het zijn speldenprikjes.
Dat Herzen weinig gelezen wordt heeft te maken met de onhandelbaarheid van zijn oeuvre. Zijn autobiografie is een meesterwerk, maar net als bij Oorlog en vrede berust dat oordeel meer op de gestructureerde wijdlopigheid van het boek — Feiten en gedachten beslaat meer dan tweeduizend pagina’s — dan op volgehouden brille. Vergeleken met Tocqueville wordt Herzen ook geplaagd door volledige verankering in dikke historische klei: waar de Fransman algemeenheden formuleert die net specifiek genoeg zijn om niet als klets te worden versleten, vraagt Herzen de parate kennis van een geïnformeerde krantlezer uit zijn eigen eeuw. Tenslotte lopen de interpretaties van zijn erfenis uiteen. Lenin beschouwde hem als geestelijk voorloper van zijn eigen revolutionaire socialisme, Berlin als de sceptische ontkenning daarvan. Als lezer is het noodzakelijk je te engageren met zijn werk.
Alexander Ivanovitsj Herzen wordt geboren in 1812 in Rusland, het jaar waarin Napoleon met de Grande Armée naar Moskou trok en de stad bezette. Herzen is het enige kind in een affaire die geen huwelijk wordt tussen Ivan Alekseyevich Yakovlev, afkomstig uit een welvarende, aristocratische Russische familie en Luisa Haag, een jonge Duitse vrouw uit een gezin van bescheiden afkomst. Door het uitblijven van het huwelijk kreeg hun zoon niet de achternaam van zijn vader, maar wordt in plaats daarvan Herzen genoemd – verwekt uit de liefde van het hart.
Hun zoon werd Herzen genoemd – verwekt uit de liefde van het hart
Herzen studeert natuurwetenschappen in Moskou, maar wijdt zich later aan de filosofie. In de jaren dertig en veertig van de negentiende eeuw wordt Rusland overspoeld door de werken van met name Duitse denkers, vooral door de dialectiek van Hegel. In Feiten en gedachten schetst Herzen een beeld van de studentenkringen die zich in die jaren vormen: alle filosofie die uit het westen overkwam werd stukgelezen door gretige studenten, die in het desolate Rusland wanhopig op zoek waren naar ideeën.
In de kringen van Moskou leert Herzen generatiegenoten, waaronder de schrijver Ivan Toergenjev, de critici Pavel Annenkov en Vissarion Belinksi en de anarchist Michael Bakoenin kennen. Op last van tsaar Nikolaas I wordt hij twee keer uit Moskou verbannen voor deelname aan de debatten en voor het verspreiden van staatsgevaarlijke opvattingen. Tijdens zijn ballingschap in het Russische achterland begint hij met schrijven, en rond 1840 krijgt hij toestemming om terug te keren naar de stad. Herzen is niet de enige die een ooggetuigenverslag van de intellectuele activiteit uit die jaren publiceert. De wat onthechte Annenkov, een goede vriend van Belinski, wijdt zijn literaire memoires The Extraordinary Decade aan die periode. In de memoires staat ook een portret van Herzen als jonge dertiger. Annenkov schetst een zelfverzekerde man, de bête noire van alle kletsers. Herzen bezat roemruchte intellectuele vermogens. In debat legde hij moeiteloos verbanden tussen abstracte ideeën en schijnbaar willekeurige feiten:
“Het ondoofbare vuurwerk van zijn redevoeringen, zijn onuitputtelijke voorstellingsvermogen en inventiviteit, een soort roekeloze intellectuele kwistigheid — dit alles prikkelde voortdurend de verwondering van zijn gesprekspartners […], geen banaliteit, geen slordig denken hield de confrontatie met hem ook maar een half uur vol, en pretentie, pompeusheid en pedante eigenwaan vluchtten eenvoudigweg van hem weg of smolten als was voor een haardvuur.”
Sceptici vallen niet zelden ten prooi aan narrigheid en cynisme, maar Herzen werd daarvoor behoed door zijn bijna kindse geloof in de goedheid van mensen
Sommigen konden Herzen niet uitstaan. Zijn scherpe kritiek veroorzaakte frictie tussen hem en andere leden van de intellectuele kring. Annenkov stelt dat hij het niet kon helpen: "Herzen […] leek geboren te zijn met een kritische aanleg van geest, met talent voor het blootleggen en in de openheid jagen van de onvolkomen aspecten van het bestaan." Sceptici vallen niet zelden ten prooi aan narrigheid en zelf-beklagend cynisme, maar Herzen werd daarvoor behoed door zijn bijna kindse geloof in de goedheid van mensen: “Onder het ernstige uiterlijk van scepticus en epigrammist, onder de camouflage van een humor nagenoeg zonder scrupules en alles behalve beschroomd, klopte het hart van een kind.”
Zoals de meeste jonge intellectuelen verliest Herzen zich zonder reserve in het werk van denkers die weten door te dringen tot Rusland—Duitse idealistische filosofen en Franse socialisten. De vervolging onder het bewind van Nikolaas I laat zijn generatie echter geen ruimte zich te wijden aan hun idealen. Gefrustreerd door gedwongen passiviteit trekken sommigen zich terug op hun landgoederen. Anderen verruilen Moskou en St. Petersburg voor Berlijn of Parijs. Ook Herzen is ongelukkig. De dood van zijn vader in 1846 maakt hem financieel onafhankelijk, en het volgende jaar vertrekt hij met zijn volledige huishouden naar West-Europa. Rusland ziet hij nooit meer terug.
Zijn vertrek blijkt op tijd om het revolutiejaar 1848 van dichtbij mee te maken. Als in Parijs de revolutie uitbreekt, haast hij zich naar de stad. In Feiten en gedachten beschrijft Herzen de roes die door Parijs wasemt tijdens de dagen na het omverwerpen van de monarchie van Louis-Phillipe. Het delirium van de revolutie verdwijnt echter vlug, en Herzen raakt verbitterd als de Tweede Republiek in hoog tempo conservatiever wordt. De burgerlijke politiestaat blijkt weinig te verschillen van de onderdrukking voor de revolutie. Ook in de rest van Europa mislukken de revoluties één voor één. In Parijs breken in juni straatgevechten uit. De arme boeren van het platteland en de stedelijke burgerij die amper vijf maanden eerder samen de monarchie ten val brachten, staan nu tegenover elkaar. De opstand wordt bloedig neergeslagen; de beloftes van de revolutie blijven uit.
Het mislukken van de revolutie is niet de enige teleurstelling voor Herzen. In het rumoer van de Parijse gevechten wordt hij gearresteerd, en terwijl hij zich zorgen maakt over de vraag of hij geëxecuteerd zal worden, krijgt hij bezoek een représentant du peuple: Alexis de Tocqueville. In Feiten en gedachten komt die er slecht van af. Als Herzen hem de situatie uitlegt buigt Tocqueville beleefd, zegt dat hij niet in staat is iets voor hem te doen omdat hij zich als parlementariër niet bemoeit met de uitvoerende macht. Achterwaarts schuifelend verlaat hij vervolgens het vertrek. Na 1850 mag Herzen Frankrijk niet meer in en verblijft hij hoofdzakelijk in Italië. Twee jaar later vertrekt hij, geplaagd door persoonlijk ongeluk, naar Londen, waar hij twaalf jaar blijft. In exil richt hij een eigen onafhankelijke drukpers op, en begint twee tijdschriften: De Poolster (1855) en De Klok (1857). Herzen voert met zijn jeugdvriend Ogarjov de redactie, en de periodieken worden door reizigers naar Rusland gesmokkeld. Boven alles heeft hij zijn naam als vader van het Russische socialisme te danken aan dit journalistieke werk.
Als Herzen een revolutionair en een socialist genoemd zou moeten worden, dan een atypische. Het mislukken van de revoluties in 1848 drijft sommige radicale socialisten naar de intellectuele verdediging van geweld, terreur, of de tijdelijke dictatuur van een revolutionaire klasse die het volk zo nodig hardhandig moet bevrijden. Voor Herzen zijn de mislukkingen echter het startsein voor een reeks als fictieve dialogen vormgegeven essays, gepubliceerd in From the Other Shore. In het boek veegt hij de scherven bijeen. De zinnen waarmee hij het boek opdraagt aan zijn zoon markeren de afstand tussen zijn eigen denken en de heilsverwachtingen van andere socialisten: “Zoek niet naar oplossingen in dit boek — die zijn er niet; in het algemeen heeft de moderne mens geen oplossingen.”
De moderne mens heeft geen oplossingen — die ene bewering plaatst Herzen op een onoverbrugbare afstand van nagenoeg alle socialistische en revolutionaire ideologen uit zijn eeuw.
Zoek niet naar oplossingen in dit boek — die zijn er niet; in het algemeen heeft de moderne mens geen oplossingen
Het utopische en revolutionaire denken uit de negentiende eeuw bestaat vaak uit een cocktail van twee fatale opvattingen. De eerste vormt de kern van alle utopische verblinding—het is de gedachte dat alle ‘positieve’ menselijke waarden zijn te vervullen in een volmaakte sociale orde, en dat het eeuwig geluk bereikbaar is als de wereld georganiseerd wordt op een manier die conflict tussen die waarden uitsluit. Het idee ontkent dat er een botsing bestaat tussen vrijheid, gelijkheid en broederschap, en belooft ze in volmaakte harmonie te laten bestaan. Het is christendom geseculariseerd: de hemel bestaat, en kan ook nog op aarde worden gerealiseerd. Die idee voedt het revolutionaire geloof in de zegenrijke toekomst die de mens wacht achter de smeulende barricaden: het is een klein offer te sterven voor de doortocht naar het aardse paradijs. Als het hoofd van de koning heeft gerold, de kerken tot de laatste steen zijn afgebroken en de Bastille is uitgebrand, zal eindelijk een nieuwe tijd aanbreken.
Herzen verwierp alle doctrines die bereid waren de werkelijkheid met grof geweld overeen te laten komen met de ideologie
De tweede fatale idee is een ruwe versie van een doctrine die werd geformuleerd door de Duitse filosoof Hegel, en houdt in dat de geschiedenis zich volgens rationeel ontdekbare wetten naar een noodzakelijk eindpunt beweegt — dialectisch op weg naar het paradijs. Historische ontwikkelingen doen zich volgens ijzeren wetten van noodzakelijkheid voor, en vestigen uiteindelijk het hemelse paradijs op aarde. Deze filosofie werd dankbaar gebruikt door revolutionairen die, ontevreden over het trage tempo van de geschiedenis, besloten het historische proces met geweld een handje te helpen.
Herzen verwierp alle doctrines die de werkelijkheid liever met grof geweld wilden laten overeenkomen met de vereisten van de ideologie, dan dat ze hun ideeën baseerde op de realiteit. Het mislukken van de revoluties in 1848 zorgde bij hem niet voor radicalisering, maar versterkte de scepsis die altijd al in hem zat. Herzen komt tot de conclusie dat revoluties in de samenleving onsuccesvol zijn zolang ze zich niet eerst in mensen zelf hebben voltrokken. Bovendien: de onmogelijk beheersbare woede-uitbarsting die revoluties mogelijk maakt, keert zich met hetzelfde gemak tegen de oorspronkelijke aanjagers.
In From the Other Shore legt hij in een reeks scherpe dialogen de oerzonde van het utopisme bloot — de onwilligheid om de mensheid te zien zoals ze is, in plaats daarvan allerlei hoopvolle aannames op haar te projecteren, en uiteindelijk, als alles in duigen is gevallen, teleurgesteld de vraag te stellen waarom de werkelijkheid niet correspondeert met het ideaal. Hij neemt afstand van de filosofie van Hegel waar hij als student nog in geloofde, en verwerpt zijn dialectiek: “Het leven heeft zijn eigen embryogenese die niet samenvalt met de dialectiek van de zuivere rede.”
“We hebben zoveel gezien […] dat het toch zeker onvergeeflijk is om ons hoofd te verliezen, en in te beelden dat het voldoende is […] twee kolommen van een geïllustreerde editie van de Droits de l’Homme af te drukken, voor de mens om vrij te worden.”
Die overtuiging maakt ook dat Herzen revolutionair geweld wantrouwt. Als mensen er zo naar hunkeren vrij te zijn, waarom moet ze dat dan met grove kracht worden opgedrongen? Zijn afkeer van revolutionair gewelddadigheid kwam niet voort uit esthetische overgevoeligheid, maar voert terug op een dieper wantrouwen tegen de religie van de hogere, of meer waarachtige vrijheid. Voor Herzen is vrijheid een eenvoudige waarde met een menselijke maat.
Het is misdadig mensen te behandelen als de ruwe grondstof voor de nieuwe wereld
Zijn ongeloof in de toverkracht van de revolutie was geen resultaat van kortdurend pessimisme, maar een idee waaraan hij de rest van zijn leven vasthoudt. In het essay The Cannon Fodder of Liberation verweert Herzen zich tegen de aantijging dat hij geen blauwdruk voor de toekomst heeft. Hij verwerpt het revolutionaire dogma dat alles is geoorloofd, zolang het gebeurt uit naam van geluk in de toekomst. Het is misdadig mensen te behandelen als de ruwe grondstof voor de nieuwe wereld, "als het menselijk vlees van bevrijding, chair au bonheur publique, als Napoleontisch kanonnenvoer". Hij verachtte alle intellectuele zwendel die nieuwe religies stichtte, en uit naam daarvan bereid was mensenlevens te offeren op de slachtbank van de geschiedenis:
“Ik geef er de voorkeur aan het leven, en daarom de geschiedenis, te zien als een doel op zichzelf, dan een middel voor iets anders […]. Als vooruitgang het doel is, voor wie werken we dan? […] Wil je echt de mensen die vandaag leven veroordelen tot de droevige rol van kariatiden die de vloer ondersteunen waar anderen ooit op mogen dansen […]?’
Het is niet mogelijk om mensen in hun uiterlijke leven vrijer te maken dan ze het innerlijk zijn.
In zijn laatste grote werk, vier lange brieven aan zijn oude vriend Bakoenin, schrijft hij: “Het is niet mogelijk om mensen in hun uiterlijke leven vrijer te maken dan ze het innerlijk zijn.” Waarom is het toch altijd zo, vraagt hij, dat "beschaving door de knoet, bevrijding door de guillotine" blijkbaar "een eeuwige noodzakelijkheid" is bij elke stap die de mensheid vooruit zet?
Dit is de Herzen die rechtstreeks spreekt tot Isaiah Berlin, en de Herzen die hem tot voorbeeld was. Zijn filosofie, schrijft Berlin, is een frontale aanval op de doctrine die een beroep doet op de heilige plicht zichzelf of anderen op te offeren op het altaar van een of andere grote missie, uit naam van met hoofdletters uitgeruste collectieve noemers—Nationaliteit, Gelijkheid, Vooruitgang: "Voor Herzen zijn dit slechts moderne variaties op de antieke religies die menselijke opoffering eisten."
Dus waarom meende Lenin dat Herzen hoorde bij de vaders van het socialisme? Lenin volgde Marx, terwijl Herzen in Londen regelmatig ruziede met hem en zijn volgelingen, die hij spottend ‘marxoïden’ noemde. Lenin heeft een doorzichtige kunstgreep nodig om Herzen voor zijn karretje te spannen: de scepsis die hij uitte in zijn brieven aan Bakoenin, vraagt Lenin ons te geloven, vormt een overgang van de loze beloftes van de burgerlijke democratie, naar de grauwe werkelijkheid van de klassenstrijd. De openhartige desillusie van de burgerlijke Herzen, zegt Lenin, maakt de weg vrij voor het revolutionaire marxisme. In zijn essay bedankt hij Herzen dus voor zijn bijdrage, en zet hem bij in het pantheon van denkers die een bijdrage leverden aan wat ook zonder hen natuurlijk nog steeds het onvermijdelijke verloop van de geschiedenis zou zijn geweest.
De inlijving door Lenin is niet gunstig geweest voor Herzen. Hoe ranziger de bijsmaak van het socialisme werd, hoe meer ook Herzen daardoor werd aangetast.
De inlijving door Lenin is niet gunstig geweest voor Herzen. Hoe ranziger de bijsmaak van het socialisme werd, hoe meer ook Herzen daardoor werd aangetast. Maar wat Herzen zelf bedoelde met socialisme verschilt fundamenteel van wat het in de twintigste eeuw zou worden. Charles Timmer, die de vertaling van Feiten en gedachten verzorgde, merkte in een essay op dat het socialisme van Herzen nog zonder verleden was. Wanneer wij nu lezen over socialisme draagt dat woord het volle gewicht van de geschiedenis bij zich, maar toen Herzen schreef, was het een doctrine die nog geen eenduidige betekenis had en volop in ontwikkeling was. Nagenoeg alle ideeën die zich een voorstelling maakten van vrijheid, herverdeling van het bezit en verheffing van het volk konden daaronder vallen.
Herzen is revolutionair omdat hij zich verzette tegen de achterlijkheid van het tsaristische Rusland en de beklagenswaardige toestand van het volk, socialist omdat hij zijn hoop vestigt op voorstellen die de boeren bevrijden en ze het bezit geven over hu eigen land. De uitzichtloosheid van Rusland (en van het kleinburgerlijke West-Europa) dwong hem ertoe positie te kiezen tegen de status-quo. Maar, schrijft Timmer, Herzen was te intelligent om van de revolutie te houden als een gelovige: “Over revolutie kon hij niet praten met het gemak van een Bakoenin.”
Herzen had geen grote eigen doctrine. Hij drukte zich uit in het vocabulaire van zijn eeuw, maar in zijn werk weerklinkt een geluid dat uniek is. Herzen zag een nieuwe, betere, individualistische wereld voor zich, waarin mensen op een dag zouden mogen leven voor zichzelf. De vrijheid die Herzen voorstaat is een eenvoudige, menselijke conditie zonder heiligenverering:
“De wereld zal geen vrijheid kennen todat al het religieuze en politieke is getransformeerd in iets eenvoudigs, iets menselijks, vatbaar voor kritiek en ontkenning […]. Het is niet voldoende de kroon te minachten, men moet ook het respect voor de Frygische muts opgeven; het is niet genoeg om lèse majesté als misdaad te beschouwen, ook salus populi moet men zo zien.”
Zijn verheerlijking van het eenvoudige boerenbestaan maakt hem meer populist dan socialist, maar een eigenaardige.
Vorst, volk, vooruitgang — Herzen volgt geen enkele geloofsbelijdenis. Voor zover hij geloof bezat, geloofde hij dat de nog betrekkelijk on-verpeste eenvoud van de Russische boerencommune een model was voor de inrichting van de goede maatschappij: gelijkwaardig, eenvoudig, vrij. Zijn verheerlijking van het eenvoudige boerenbestaan maakt hem meer populist dan socialist, maar een eigenaardige. Het projecteren van zijn individualisme op de Russische boerenstand heeft dan ook eerder te maken met de noodzaak een protagonist te vinden voor zijn hoop dan iets anders. De westerse samenleving was voor hem te doods en te burgerlijk om nog tot een grote revolutie in staat te zijn. Sceptisch maar niet cynisch bezondigde hij zich dus aan de verlokking van bijna alle Russische intellectuelen uit de negentiende eeuw: de verheerlijking van het Russische boerenbestaan, ook al was Herzen sinds zijn verbanning in de jaren dertig nooit meer op het Russische platteland geweest.
Vergeleken met de zonden van zijn tijdgenoten is zijn romantiek vergeeflijk. Zijn sympathie ligt ondubbelzinnig bij gewone mensen en hun eenvoudige verlangen naar vrijheid, rechtvaardigheid en bestaanszekerheid. Herzen kiest partij voor arbeiders en boeren, tegen koningen en priesters, soldaten en de politie, bankiers en politici, tegen fatsoen en uit naam van orde en regelmaat geprolongeerde verstikking, tegen het zelfzuchtige conservatisme van de burgerij en tegen autocratie, tegen alles wat de ondragelijke status-quo in bescherming neemt.
Misschien is het nonsens om Herzen te blijven lezen in de eenentwintigste eeuw — metafysica is samen met God overleden, Berlin las Herzen toen de Sovjetunie en de aantrekkingskracht van de marxistische dialectiek nog springlevend waren, en alleen in Francis Fukuyama heeft de wereld nog een volgeling van Hegel, en dan ook nog een ironische – veel meer dan beeldspraak is het 'einde van de Geschiedenis' bij Fukuyama niet.
Op alle ideologische zelfverzekerdheid heeft Herzen een antwoord
Maar Herzen niet lezen is een grotere zonde. De ideeën die de negentiende eeuw animeerden overleven, soms in gewijzigde vorm, ook nu. Romantiek, determinisme, utilisme, sciëntisme, de kerk van het nationalisme — op alle ideologische zelfverzekerdheid heeft Herzen een antwoord. Berlin vatte de kern van zijn nalatenschap samen:
“Het schopt tegen rechts zowel als links: tegen romantische historici, tegen Hegel, en in zekere zin tegen Kant, tegen utilisten en tegen supermensen, tegen Tolstoj en tegen de kunst-religie, tegen ‘wetenschappelijke’ en ‘evolutionaire’ ethiek, tegen alle kerken. Het is empirisch en naturalistisch, erkent waarden die absoluut zijn voor degenen die ze koesteren, maar ook verandering, en is van determinisme noch socialisme erg onder de indruk. En het is zeer onafhankelijk.”
Het is niet ingewikkeld om Herzen af te doen als datgene waartegen hij zich sinds zijn eerste publicaties heeft verzet: een dilettant, een oppervlakkige scepticus die, ondanks brede omzwervingen door de filosofie van de negentiende eeuw, nergens thuis was, en daarom maar de verwachtingen van anderen kleineerde.
Met een ironie die hem er voor behoedde teveel in zichzelf te geloven, en een hart dat niet bestand was tegen onrecht, zocht en vond hij een weg tussen de blindheid van idealisme
Dat zou echter een te beperkte, en bovendien opzettelijk luie lezing zijn. Herzen wijst ons op de noodzaak van ironie en scepsis om de wereld dragelijk te houden, op de aanvaarding van de tragiek die de menselijke conditie kenmerkt, en die altijd verkieslijk is boven de beloftes die utopisten en andere vooruitgangsgelovigen doen. Als scepticus met het temperament van een revolutionair, met een ironie die hem er voor behoedde teveel in zichzelf te geloven, en een hart dat niet bestand was tegen onrecht, zocht en vond hij een weg tussen de blindheid van idealisme, en de inertie die de prijs is van onmatige argwaan. De nietsontziende eerlijkheid waarmee Herzen verslag heeft gedaan van zijn bestaan, en de wijze waarop hij positie koos in de maatschappelijke debatten die zijn eeuw hebben getekend — dat alles maakt hem ook nu nog uitzonderlijk.
-
Alle citaten van Herzen komen uit From the Other Shore and the Russian People and Socialism (Oxford, 1956). Uitzondering zijn het ‘Napoleontisch kanonnenvoer’, uit A Herzen Reader (Evanston, 2012) en de brief aan Bakoenin, uit Ausgewählte Philosophische Schriften (Moskou, 1949). De citaten van Isaiah Berlin komen uit zijn inleiding op From the Other Shore. De vertalingen zijn van mijn hand.