Toen ik vijf jaar geleden kennis maakte met het gezin in Zuid-Frankrijk waar ik een paar weken au pair zou zijn, nam ik mij van alles voor. Je wilt uiteraard een goede indruk maken en overkomen als een rationeel, verantwoordelijk wezen waarbij de kids in goede handen zijn. Die impressie heb ik hooguit een half uur weten vast te houden. Plots keerde mijn hele lichaam zich, voorzien van een ‘meurtre et feu’-grimas vol afschuw, al kronkelend en intens gespannen af van het aanrecht. Ze moeten gedacht hebben dat ik een epileptische aanval kreeg – of misschien zelfs twee. De kinderen begonnen hard te lachen en met de autoriteit waarin ik mij zo-even nog gewaand had, werd direct korte metten gemaakt. Op het aanrecht zat, rustig wiegend tussen de baguettes en de keukenrol, een lenig beestje met acht pootjes.
Ook nu nog krijgt zo’n stom beest me met gemak op de kast. Voor slangen, haaien en schorpioenen ben ik niet bang; nee hoor, het zijn die minuscule ongevaarlijke mislukte insecten die deze angsthaas de das om doen. Aangezien ik nu op de begane grond woon, word ik geregeld geconfronteerd met mijn ongewenste medebewoners. Doodslaan durf ik ze niet. De beroemde glas-met-papiertje-techniek is ook niet aan mij besteed – ze zullen er maar onderuit kruipen en op je springen! Een gigantisch exemplaar in de gootsteen heeft zijn aanwezigheid laatst helaas met kokend water moeten bekopen. Erg gênant. Maar ach, er zijn ook mensen die bang zijn voor kippen (alektorofobie), groenten (lachanofobie) of lange woorden (hippopotomonstrosesquipedaliofobie). Da’s pas zielig.
Duidelijk is dat je ratio geen invloed heeft op de paralyserende angst die je als fobisch mens ondergaat. De meeste fobieën staan sowieso niet in verhouding tot de reële bedreiging die uitgaat van de situatie. Maar ondanks de bewuste wetenschap dat je geen gevaar loopt, gaan inwendig alle angstwekkers tegelijkertijd af. En zelfs onbewust, als er plaatjes van spinnen voorbij flitsen die je niet kunt waarnemen, vertoont het lichaam alle fysiologische kenmerken van angst. De fobie is dus een automatische reactie die je onmiddellijk en ongewild in een panische staat brengt.
Bij sommige fobieën is er een duidelijke link te vinden met traumatische gebeurtenissen in het verleden – als je ooit bijna verdronken bent is het begrijpelijk dat je watervrees ontwikkelt. De angst die je toen ervoer is gelijkgesteld aan de stimulus water, en elke keer dat je daar aan blootgesteld wordt, wordt ook die angst weer geactiveerd. Maar dat verband met een vroegere slechte ervaring is er niet altijd. De evolutionaire psychologie zou spinnenangst verklaren doordat onze voorouders op hun hoede moesten zijn voor die potentieel gevaarlijke wezens zodat ze op tijd konden vluchten, en dat hun angst via de genen doorgegeven is aan ons, waardoor wij nu nog steeds bang zijn voor spinnen terwijl ze ons allang niet meer kunnen doodmaken en we geen hoede meer nodig hebben. Maar deze theorie schiet wat mij betreft tekort. Bovendien kan je roltrapfobie hier toch echt niet mee verklaren.
Middenin je hersenen liggen de ‘amygdala’, structuren die onder andere angst en agressie mediëren. Deze staan in directe verbinding met de ‘hippocampus’, belangrijk voor het geheugen. Negatief behaalde resultaten in het verleden bieden in die zin dus wel degelijk garantie voor de toekomst. Bij fobische angst lijken de amygdala al actief te worden voordat je de situatie überhaupt goed en wel geïnterpreteerd hebt. De visuele informatie over het angstaanjagende object gaat regelrecht naar de amygdala en zet de boel daar in vuur en vlam, nog voordat alle informatie op hoger niveau verwerkt is. De verhoogde staat van opwinding van je lichaam die daarop volgt, de zogenaamde ‘fight or flight’ toestand, maakt dat je gaat zweten, een verhoogde hartslag krijgt, en hard wegrent dan wel verlamd blijft staan met gigantische doppen.
Sommige behandelingsmethoden richten zich op het omleggen van deze ‘primitieve’ route en proberen de hogere hersencentra bij de angstreactie te betrekken. Door het herhaaldelijk aanbieden van de beangstigende stimulus wordt de initiële schrik langzaamaan minder en kan uiteindelijk zelfs uitdoven. Andere therapieën proberen juist de angstveroorzaker te koppelen aan een ontspannende stimulus. Dan zou er, mocht het lukken, de volgende keer dat je zo’n spin ziet wiebelen wellicht een beeld van een wit strand met hangmat opgeroepen worden. Wat een rust.
Medicijnen tegen dit soort specifieke fobieën zijn er niet echt, maar een stof die wel een algemeen verminderende werking heeft op je angsten is cannabis. Dat zorgt ervoor dat de communicatie tussen zenuwen minder snel gaat en de schrikreactie afneemt. Als ik ooit nog naar het oerwoud ga zal ik dus eerst maar een flinke joint moeten roken voordat ik Sebastiaan en zijn vriendjes tegemoet treed. Tot die tijd hou ik de waterkoker paraat.