Kennen de mensen het bestaan van een hospita annex huisbaas eigenlijk nog? Dat vroeg ik me af toen ik voor de zoveelste keer las over ouders die hun kinderen, zodra die hun vleugeltjes willen uitslaan, een eigen flatje cadeau geven. Dat lijkt mij geen goede zaak. De prinsen en prinsesjes slaan hierdoor namelijk een belangrijke ontwikkelingsfase - die waarin zij hun leven met een vreemde leren delen - over, wat de kans op het aankweken van enige nederigheid aanzienlijk verkleint.
De doorsnee hospita of huisbaas wil immers rust, reinheid en regelmaat, terwijl de doorsnee huurder garant staat voor de r’s van rumoer, reuring en rotzooi-maar-wat-aan. Wil de match enige kans van slagen hebben, dan zal op z’n minst één van de partijen moeten inbinden of aan zijn karakter moeten schaven.
Meestal is dat de jonge huurder.
Mijn eigen huisbaas was een morsige vrijgezel die Jacob heette en met zijn stokoude moeder in het souterrain van een herenhuis woonde. Het huis bood verder plaats aan zes studentes die eerst door Jacob en zijn moeder aan een strenge keuring werden onderworpen alvorens een kamer toegewezen te krijgen. Het beleid van moeder en zoon was er duidelijk op gericht Jacob in zijn nadagen nog een vrouw te bezorgen. Waarom anders werden wij verplicht bij aanvang van de huurperiode een briefje te tekenen waarin wij verklaarden op dat moment geen verkering te hebben, noch te zullen krijgen gedurende de tijd dat wij de kamer bewoonden?
In de praktijk betekende deze beperking dat herenbezoek slechts in het grootste geheim kon plaatsvinden en menigmaal uitliep op een hilarische verstopperij onder het bed of achter een gordijn. En toch – hoe moeilijk hij het ons ook maakte, het contrast tussen Jacobs bestaan en het onze was te schrijnend om er alleen maar lacherig over te doen. Zijn vastgelopen leven herinnerde ons eraan dat ook wij, die de toekomst nog voor ons hadden, keuzes konden maken die uitmondden in een doodlopende weg. Het schrikbeeld om als Jacob te eindigen maakte zelfs mededogen in ons wakker met deze licht verwilderde man, die toch ook, ooit, van een ander bestaan gedroomd moest hebben.
Nee, wij gingen niet zover dat wij onze armen voor hem openden. Wel hielpen sommigen hem op een dag met het ordenen en stankvrij maken van zijn souterrain, terwijl anderen hem bijstonden bij het regelen van zorg toen zijn moeder kort na haar honderdste ineens verzwakte. Zelf beperkte ik mij tot het maandelijks bakken van een cake, waarmee ik op betaaldag aanklopte om vervolgens een kopje thee met de oudjes te drinken.
Door Jacob en zijn moeder verloor ik al in een vroeg stadium iets van mijn jeugdige arrogantie, die nu eenmaal dagelijks schuurde met de rauwe werkelijkheid van mijn huisbaas. Dat is ook de voornaamste reden waarom ik die van pappie en mammie gekregen flatjes niet zie zitten. Welke Jacob houdt die geluksvogels in hun paleisjes een spiegel voor?

Trudy Kunz werd in de jaren tachtig en negentig bekend door haar werk voor Libelle en Marie Claire. Voor Plus Magazine was zij bijna vijftien jaar columniste. Zij publiceerde meerdere interviewbundels en in 2013 verscheen haar eerste roman, Kroniek van een bange liefde. Als pensionado zonder pensioen verdeelt zij haar tijd, net als daarvoor, tussen schrijven, schilderen en ander (on)nuttigs.

Reinout Dijkstra is illustrator uit Zwolle. Hij maakt tekeningen, schilderingen, foto's en soms ook nog een klein tekstje. Zijn werk is geaard in zijn eigen ervaringen, hij geniet van dingen als lichtval, kleur en is niet vies van een grapje.