Deze week zag onze redactie de verfilming van de klassieke roman L'écume des jours ('Het schuim der dagen') van Boris Vian. Sadistische en bloederige dingen, de grote filosoof Jean-Sol Partre en in de long van Audrey Tautou groeit een waterlelie.
Melle: Dit is het motto van het boek: "Er zijn maar twee dingen belangrijk op deze wereld. Een: de liefde, op alle mogelijke manieren, met leuke meisjes. Twee: de muziek van New Orleans of Duke Ellington. De rest moet verdwijnen want de rest is oerlelijk."
Noor: Dat verdwijnen heeft regisseur Michel Gondry heel letterlijk genomen, de hele setting van de film verdween. Het huis waarin ze woonden brokkelde gaandeweg af, de kleur verdween niet alleen uit hun levens, maar ook uit ons beeld. De film begon in kleur en eindigde in zwartwit. En (spoiler!) de personages overleefden het geen van allen.
Melle: Dat is in het boek ook zo, maar in de eerste helft heeft Gondry inderdaad alle lelijkheid laten verdwijnen. Jezus, wat is het allemaal zoet en koddig en vrolijk.
Rob: Met Audrey Tautou in haar vaste rol als schattig naïef meisje.
Melle: Als Amélie.
Noor: Daar zal ze wel nooit meer van af komen. Amélie is haar ultieme rol geweest, en ze heeft die te vroeg gespeeld.
Melle: Het was natuurlijk ook haar doorbraak. Ze leidt aan een ernstige vorm van het Swiebertje-syndroom.
Noor: Melle, jij bent enorm fan van het boek. Waarom?
Melle: Ja, zoals ik eerder al eens schreef is L'écume des jours een perfect boek voor verwarde pubers. Absurd, romantisch, tragisch, wreed. Het is lekker opstandig en raar. Het gekke is dat de schrijver Boris Vian en Gondry op papier een per-fec-te combinatie vormen, maar als je deze film ziet realiseer je je dat het eigenlijk té perfect is: Gondry gaat helemaal los met Vian’s absurde wereld en dan blijft er eigenlijk niks van het drama over. Vermoedelijk zou een regisseur met meer zelfbeheersing het verhaal meer eer aan doen. Gondry blijft veel te dicht bij het boek.
Rob: Wat mij, als niet kenner van het boek, opviel, was dat de film het enkel van de absurdistische vorm moest hebben. Het verhaal kwam op mij over als een vrij standaard dingetje over liefde en de dood. In de film werden al die aspecten op een absurde manier ook nog eens heel erg letterlijk genomen waardoor het er voor mij heel dik bovenop kwam te liggen.
Noor: Er werd weinig tot niets aan de verbeelding over gelaten op deze manier. De personages en hun verhaal speelden een ondergeschikte rol. Eigenlijk was er niet eens een verhaal, want de toevalstreffer waterleliekanker, tsja, daar kun je verder ook niets aan doen, maar toeval kan nooit de essentie van een verhaal zijn. Hoogstens een beginpunt. Ik vond de kanker esthetisch gezien wel heel mooi verfilmd, die waterlelie-ijsbloem die zich tijdens haar slaap in haar long nestelt.
Melle: Het verhaal is echt heel tragisch, maar bij Gondry blijft het allemaal zo plat als een dubbeltje. Die waterlelie is bijvoorbeeld tegelijk wel en niet een metafoor. Tuurlijk: het gaat over kanker, maar in het boek accepteer je óók dat het dus kennelijk een waterlelie is. In de film doe je dat eigenlijk niet.
Noor: Daar verbaasde ik me over, dat ik het absurdisme, of magisch-realisme, maar moeilijk kon accepteren. In Gondrys andere films, of bijvoorbeeld Amélie, had ik daar geen enkele moeite mee. Maar hier was het absurdisme om het absurdisme en dat leidde volledig af van het verhaal. Dat blijft misschien een half uur leuk, maar zeker geen 125 minuten.
Melle: Als lezer mag je al het absurdisme zelf verbeelden en blijft het dromerige en vervreemdende overeind. In een film werkt dat niet. Gondry heeft het allemaal al voor je bedacht en dat slaat alle speelsheid dood. Zo blijkt het boek toch onverfilmbaar: niet omdat alle rare shit niet verbeeld kan worden, maar juist omdat het verbeeld wordt.
Rob: Weet je wat ik ook raar vond? Dat binnen het zoete sfeertje van het begin soms ineens dingen gebeuren als dat de hoofdpersoon zijn oogleden afknipt, of dat mensen in een hakselmachine terecht komen.
Melle: Ja, eigenlijk gebeuren er heel veel sadistische, bloedige dingen, maar die komen niet tot hun recht. Bij Vian blijft dat contrast veel groter. Hij schept een soort sadistisch genoegen in allerlei bloedige toestanden, maar houdt het toch licht. Bij Gondry blijft alleen het lichte over. Overigens vond ik de scène met de grote filosoof Jean-Sol Partre wel zeer geslaagd. Dat was voor mij het hoogtepunt van de film.
Rob: Ja, wat had die Boris Vian met, of tegen Jean Paul Sartre dat hij hem een dergelijk personage gaf in zijn boek?
Melle: Ik weet het niet precies, maar hij verkeerde in die kringen in St. Germain in de jaren vijftig en het zijn denk ik voornamelijk collegiale plaagstoten. Volgens mij was hij bevriend met Sartre en de Beauvoir.
Overigens zijn die expliciete verwijzingen naar de jaren vijftig wel leuk, maar ook een bewijs dat hij het boek wel erg letterlijk volgt. Zo vond ik het toch een beetje een probleem dat de enige neger in de film de kok was, goed kon dansen en zo lekker seksueel vrijgevochten was. Dat is volgens mij overigens een toevoeging van Gondry, kan je nagaan.
Rob: Hij is het racisme allang voorbij joh. Dan mag het weer!
Noor: Omar Sy leidt ook al aan het Swiebertje-syndroom. Hij is vooral bekend als de Intouchables-neger.
Melle: Ik heb Intouchables niet gezien, dus daar had ik geen last van. Trouwens: ik wil Gondry nog wel complimenteren met de details en de set-design, want het zag er allemaal fenomenaal uit.
Rob: Momentje, ben even weg voor een kleine lozing van blaasinhoud.
Noor: Getsie, nu zie ik dat weer voor me.
Melle: Kijk! Dat is de verbeelding! Als Rob een filmpje had gestuurd, was er niets aan geweest.