Drie redacteuren praten na over een recent uitgebrachte film. Deze keer het Israëlische drama Footnote (Hearat Shulayim), over vader en zoon Shkolnik, beide Talmoed-wetenschappers. Waar de vader een academische carrière vol pech kende en daardoor altijd net buiten de elite is gevallen (zijn enige trots is dat hij in voetnoot van een groot werk genoemd wordt), is zijn zoon een gevierde onderzoeker die op natuurlijke wijze zijn weg naar het prijzenpodium vindt. Maar dan krijgt de vader ook een prijs...
Rutger: “De eerste tien minuten waren zo saai, dat ik eigenlijk al meteen met tegenzin zat te kijken.”
Kelli: “Ja, dat had ik ook. Het was echt te traag, en de neerslachtigheid van de vader lag er te dik bovenop. Heel overdreven, de hele tijd met die kromme schouders...”
Esther: “Oh nee, ik had de snijdende ondertoon meteen te pakken. Ik hou van de dynamiek en de tegenstellingen die deze vorm bood.”
Rutger: “Wat bedoel je daarmee, in godsnaam?”
Esther: “Haha, nou, de lange inzoom op het gezicht van de vader en het lichtvoetige gepraat van z’n zoon op de achtergrond... De broeiende opgekropte onmacht was meteen duidelijk.”
Rutger: “Ik vind het wel dapper om een film te maken over Talmoed-wetenschappers, want dat IS natuurlijk enorm saai... Maar kom dan niet met lange inzooms op treurige oude mannenhoofden.”
Kelli: “Het voegde niets toe aan wat er verteld werd. Met kortere, minder nadrukkelijke shots was het punt van de tragische vader veel sterker overgekomen.”
Rutger: “Ik lees nu toevallig Onder Professoren van W.F. Hermans en dan zie je dat de academische wereld zich heel goed kan lenen voor een soort tragikomische parodie. Al die zogenaamd verheven mannen die zich toch gewoon als alfamannetjes gedragen, op hun eigen knullige manier... Dat is hilarisch. Daar gaat deze film ook over, maar hij was niet grappig.”
Kelli: “De film twijfelde tussen allerlei stijlen. Je had de Amélie-truc met het stilstaande beeld en de tekst ‘Een paar feiten over professor Shkolnik’, de Fellini-achtige droom-momenten aan het eind van de film, het subtiele familiedrama... Maar niets werd echt uitgewerkt. Kies iets!”
Rutger: “Inderdaad. Het was traag en tragisch, maar dan wel met van die koddige blazersmuziek, die rechtstreeks uit Curb Your Enthusiasm leek te komen. De muziek was belachelijk en tegenstrijdig. Is dit eigenlijk om te lachen? Waarom voel ik me dan zo droevig? Wat wil je van me, filmmaker?!”
Kelli: “Was dat waarom je zo gek met je handen deed tijdens de film?”
Rutger: “Ja. Ik speelde op een lollige trombone.”
Esther: “Oh het bleef mij juist daardoor boeien, de vreemde sfeer en de subtiele details, zoals de beveiligers die de vader buiten lieten als het ‘slecht’ met hem ging. En de schrijnende loyaliteit van een kind, zelfs voor een stugge, niet-communicerende idioot van een vader, die de ziel van zijn zoon verkoopt om zijn eigen wrok te ledigen. Hm... Dat klinkt oud. Ik ben nog niet zo oud hoor.”
Rutger: “Kon je je met iemand identificeren? Dat was voor mij ook een probleem. Ik vond niemand sympathiek. Al die treurige Joodse mannetjes... Die vader leek op een chagrijnige Bilbo Baggins, zijn rivaal Grossman op Droopy.”
Esther: “Nou, ik ken wel veel verhalen over die academische wereld. Mijn man werkt op een universiteit...”
Rutger: “Wat voor verhalen?”
Esther: “Over mensen die zich blind staren op hun eigen onderzoek, enorme concurrentie, publicatie-angst... Allemaal om maar een funding te kunnen krijgen.”
Rutger: “Publicatie-angst?”
Esther: “Dat men bang is iets niet op tijd te publiceren. Voor je het weet heeft een ander je idee de wereld ingebracht en dan zit je daar, achter je bureau tussen je niet-publiceerbare productie. Aangezien je wordt afgerekend op je publicaties is dat bittere tijdsverlies. Zeker als je je bedenkt dat een postdoc gemiddeld maar twee jaar duurt.”
Rutger: “Kijk dit vind ik dus ook weer enorm saai.”
Esther: “Hahaha.”
Kelli: “Ik zit nog even te denken over wat jij zei over die beveiligingsmensen... Waar het volgens mij wel over ging, was binnen- en buitengesloten zijn. Ik wil hier niet als een vooringenomen Zizek allerlei metaforen gaan bedenken (en al helemaal niet over Oedipus of de Id of het Superego), maar het is wel verleidelijk om parallellen te trekken met wat er nu in Israël aan de gang is.”
Esther: “Alsjeblieft zeg. Het ging daar juist een keer niet over, en daar was ik wel blij mee.”
Rutger: “Nou, het ging dan niet over Palestina, maar wel over de Israëlische machocultuur. De vrouwen moesten echt hun bek houden. En deden dat ook!”
Esther: “Goed punt.”
Rutger: “Misschien waren ze wel orthodox. Maar die ene vrouw deed aan yoga. Mag dat dan wel?”
Esther: “Ze waren ook niet kaal.”
Kelli: “Dat binnen- en buitensluiten kwam terug in de beveiliging, maar ook in de werkkamers van de mannen, hun eigen ruimte en het tergende verlangen van de vader om bij de elite te horen, gesymboliseerd door die treurige voetnoot... En de vader sliep op zijn werkkamer, niet bij zijn vrouw in de slaapkamer.”
Esther: “Of zij heeft hem eruit getrapt.”
Kelli: “Buitengesloten dus.”
Rutger: “Wat een kut-film zeg.”
Esther: “Nou ja!”
Rutger: “Ja sorry. Ik vond het gewoon helemaal niks.”
Esther: “Dat mag. Ik vond het mooi. Ik hou van films over menselijke relaties. Het enige minpunt vond ik dat hij net afliep toen het plot voor mij echt interessant werd. Ik bleef onbevredigd achter. Maar daarvoor was ik echt geraakt. De film was te kort.”
Kelli: “De film was te zwak.”