Verhalend essay gebaseerd op een korte episode uit Prosper de Roos' leven waarin hij per abuis op internet als cursuscentrum werd aangezien.
Voor mijn deur staat een man van middelbare leeftijd, hij tilt zijn bril op en bekijkt de verschillende naambordjes. Wanneer hij mij ziet aankomen draait hij zich om en vraagt me nerveus: ‘Bent u van het spiritueel centrum? Ik ben op zoek naar centrum Roos.’
Hij is de zoveelste die voor mijn deur staat in de veronderstelling een cursuscentrum aan te treffen. Vorige week werd er door een jonge vrouw aangebeld die te laat was voor haar mindfulnessworkshop, een paar dagen geleden stond er een groepje zestigers op de stoep op zoek naar wedergeboorte. Met moeite kon ik ze buiten houden.
De mensen die bij mij aanbellen willen een paar uur aan zichzelf werken in een workshop droomduiding of geweldloze communicatie met klankschalen. Op raadselachtige wijze heeft de internetmultinational Google mij als spiritueel centrum aangemerkt. Wie online naar chakra of zelfontwikkeling zoekt komt bij mij uit. In de routeplanner zweeft boven mijn huis een mediterend icoontje. Ik ben slachtoffer van digitale persoonsverwisseling. Het cursuscentrum zit een paar huizenblokken verderop. Ik heet de Roos, het echte spirituele centrum Roos. Een lidwoord verschil.
De man die voor mijn deur staat kijkt mij vragend aan. Meestal wijs ik de mensen naar het juiste adres, maar vandaag voel ik me anders. ‘Welkom! Kom binnen,’ zeg ik tegen de man die achter mij aan het huis inloopt.
‘Komt u voor energetisch reinigen?’ vraag ik hem.
‘Stembevrijding om twee uur,’ antwoordt hij fluisterend. De man nestelt zich aan mijn keukentafel en kijkt verwonderd naar de vieze vaat.
‘Awakenings heeft vergeten op te ruimen. Kopje thee? Meneer... ’
‘Pinkelschraaf, maar noem me maar Bert,’ antwoordt hij onhoorbaar.
‘Je bent hier voor stembevrijding,’ vraag ik Bert, ‘Waarom wil je je stem bevrijden? Je hebt toch een hele mooie stem.’
Bert barst in huilen uit. Terwijl ik een keteltje met water opzet vraag ik me af waar ik aan ben begonnen. Ik weet helemaal niets van stembevrijding en kan geen thee zetten. Wie houd ik voor de gek? Wat kan ik die man bieden? Waarom heeft Google een mediterend mannetje op mijn huis geplakt!
Het kokende water laat een fluittoon door de keuken galmen. Tussen de vuile vaat vind ik een pannetje dat als theepot dienst kan doen. Bert Pinkelschraaf snuit zijn neus. Hij heeft op zijn routeplanner deze keuken gevonden en is nu een deel van zichzelf aan het ontdekken. Maar hij zit in het verkeerde huis, zijn verlichting ligt een paar straten verder op hem te wachten.
Bert informeert naar de mogelijkheden die het spiritueel centrum biedt om zijn innerlijk te bevrijden. ‘Waarvan?’ vraag ik hem.
‘Dat weet ik niet, maar ik wil ervaren wie ik werkelijk ben,’ antwoordt hij.
Het ‘ik’ veroorzaakt lijden, mompel ik, Boeddha had gelijk. ‘Wat is datgene dat je hoopt te vinden?’ vraag ik Bert.
‘Geen idee, daarvoor ben ik hier, om het te ontdekken.’
‘Weet je wel zeker dat je het hebt.’
‘Wat?’
‘Een ware zelf.’
‘Ja natuurlijk, iedereen heeft er een.’
‘Ik ook?’
‘Ja.’
Ik heb wel eens gelezen dat in een onderzoek uit het begin van de vorige eeuw, waarbij 6 tuberculosepatiënten en 15 honden op hun sterfbed werden gewogen, ieder mens 21 gram lichter wordt op het moment dat de dood intreedt. De honden niet. De Amerikaanse arts MacDougall postuleerde dat hij de menselijke ziel had gewogen. Een ongedefinieerde substantie die het lichaam verlaat bij de laatste ademtocht. Zou mijn essentie te vatten zijn in die 21 gram, in drie plakjes leverworst?
Waar zou deze kern zitten? Ergens binnenin? Verschuilt mijn ware zelf zich in mijn hart of in mijn diepere verlangens? In die emotionele vergaarbak die door wie weet wat gevoed wordt, van onbereikbare liefdes, mislukte dates, hormonen, familieperikelen, beknellende sociale conventies tot het vervliegen van de tijd. Zit mijn essentie verstopt in de wijze waarop ik naar de wereld kijk, in de vele gedachtekronkels en mijn eigen fata morgana’s? In het geheugen dat oneindig veel hoekjes kent, waar ik nooit een volledige plattegrond van zal krijgen, waar het totaaloverzicht mij altijd zal ontgaan. Misschien zie ik het verkeerd en ligt mijn kern juist ergens buiten mijn lichaam. Ik ben natuurlijk ook te definiëren door de mensen met wie ik me omring, door de dingen die ik doe. Of ligt, zoals Freud opperde, mijn ware zelf in het onbewuste, daar waar ik of anderen geen of heel moeilijk toegang tot hebben. Kan ik mezelf dan wel kennen?
Terwijl de dampende thee Berts ogen achter een beslagen bril laat verdwijnen, vraag ik me af wie hij werkelijk is. Ik zie een nerveus lichaam dat behoedzaam manoeuvreert, vragend de omgeving in zich opneemt. Wat zit zijn ware zelf in de weg? Is dat een onverwerkt verleden, zijn werk of de voortdurende economische ratrace waar velen zich aan over geven? Is de blokkade lichamelijk en misschien met een paracetamol op te lossen? Of zit zoals Rousseau meende de altijd aanwezig sociale druk onze authenticiteit in de weg. Verbergt Bert zijn échte verlangens en gedachten achter wenselijk sociaal gedrag? Ligt zijn bevrijding dan in het volgen van zijn hart? In wat hij écht wil? Dat lijkt me nog best lastig. Hoe maak je in vredesnaam onderscheid tussen citroensorbet of tompouce, tussen zekerheid of avontuur, tussen wel of geen kinderen? Onze lusten, wensen en neigingen worden gevormd door talloze toevalligheden. Verlangen we niet altijd naar de plekken waar we niet zijn geweest, naar diegene die we niet hebben gezoend en de wegen die we niet hebben bewandeld? Het leven overkomt ons.
Het idee van een ware zelf is volgens mij een schijngevecht tussen ons innerlijk en de buitenwereld. Zoals voelbaar bij kerkvader Augustinus die meende dat wij met onze rug naar onze ware zelf staan, dat wij voornamelijk gericht zijn op de wereld buiten ons, op het kwade. Terwijl de weg naar het goddelijke, naar het goede, de weg naar binnen is. De ontdekking van je essentie is hier verweven met een leven na de dood en dienstbaarheid naar de heer. Deze metafoor suggereert dat er een onderdrukte kern is die boven alle twijfel goed is en je zal redden van de aardse ellende. Dit idee gaat gepaard met training en strijd. Je ware zelf moet immers niet alleen ontdekt maar ook bevrijd worden, door introspectie, transformatie of stembevrijding zoals bij Bert.
Nu is aan jezelf werken natuurlijk aan te prijzen; wie wil er niet een betere kok of minnaar worden, of anders omgaan met de ellende die je op je pad tegenkomt. Maar in elke bevrijdingsgedachte sluimert een nieuwe gijzeling, een nieuwe tegenstelling. Wanneer ik één bepaalde wens vooropstel en bevrijd door hem als authentiek te bestempelen, druk ik automatisch andere verlangens naar de achtergrond. Dit creëert nieuwe zaken die schreeuwen om bevrijding.
‘Aaaaaaa, aaaaaaa, aaaaaaa! Bak, bak, ohmmm.’ Bert begint vrij luid zijn keel te schrapen. Hij knakt zijn nek een paar keer en haalt diep adem. Langzaam komen zijn witte wangen tot leven.
‘Gaat het?’ vraag ik hem. Bert knikt.
‘Heerlijke thee. Wat een fijne workshop.’ zegt Bert. ‘Ik heb het gevoel dat ik hier kan ademen.’
‘Het is vandaag wel een kleine groep,’ antwoord ik verontschuldigend.
‘Meer tijd om onszelf te vinden!’ vult Bert monter aan.
We nippen beiden aan de hete thee, twee eenzame zielen in een verder lege keuken. Terwijl Bert losse theeblaadjes van zijn tong vist, vraag ik me af in hoeverre het idee van een authentieke zelf verbonden is met de gemeenschap waar iemand deel van uitmaakt. Het idee dat Bert of ik unieke individuen zijn is geen universele gedachte. In veel culturen is de ander juist een voorwaarde voor de zelf. Zo staat de rol van lamzak, trouwe echtgenote, avonturier of écht verenigingsmens niet op zichzelf. We krijgen vorm door de mensen die ons omringen, door allerlei ongeschreven regels en sociale structuren. Of je het wilt of niet, je maakt altijd ergens deel van uit: van een groep, familie, clan, natie, sociale klasse, gender of ras, noem maar op. Als individu hebben we bitter weinig invloed op deze groepsidentiteiten en hoe ze bekeken worden. Dit is het tweekoppige monster van het mens-zijn: mijn identiteit ligt voor een deel buiten me.
Deze onhandige verwevenheid tussen het ik en de ander maakt elke notie van spirituele bevrijding problematisch. Want wat is mijn unieke kern waard wanneer hij vorm krijgt door de gemeenschappen waar ik bewust of onbedoeld deel van uitmaak? De buitenwereld is in dat geval juist een voorwaarde voor dat wat mij definieert. Vind ik mijn ware zelf dan in een andere sociale rol of in een nieuwe gemeenschap? Geen flauw idee.
Misschien ligt mijn kern in alles tegelijkertijd. Zowel in die 21 gram, in mijn onderdrukte verlangens, mijn verleden, in de dingen die ik doe en de mensen die mij omringen. Misschien ligt wie we zijn verscholen in deze bonte verzameling; een verhaal dat bij ieder mens anders zal lezen. Maar kan je dan nog wel van een essentie spreken? Van een kern die bevrijd moet worden? Voor de Duitse filosoof Fichte is het zelf niet tot een kern te reduceren. Mijn zelfbewustzijn is geen bewustzijn van iets dat al aanwezig is, maar krijgt juist vorm in het doen. Het is iets dat doorlopend tot wording komt. Net zoals de theeblaadjes die door het warme water drijven en aan je gehemelte blijven plakken, het verandert voortdurend. Wat valt er dan te ontdekken of te bevrijden? De theeblaadjes van het water of het water van de mok?
Bert Pinkelschraaf en ik kijken elkaar aan als verre neven. Het voelt vreemd, maar tegelijkertijd ook niet. Twee mensen die zichzelf vinden. De één in stembevrijding en de ander in digitale persoonsverwisseling. Wij zijn allebei (nog) niet degene die we zijn!
Zou Google het dan toch goed zien? Misschien is mijn keuken wel een spiritueel centrum en ik een virtuele yogi. Misschien heb ik mezelf altijd verkeerd begrepen. Wellicht is het per abuis geplaatste icoontje op internet het begin van mijn transformatie. Goed beschouwd zijn meer dan vijftig procent van mijn cellen niet de mijne. Ik ben in eerste instantie een gemeenschap van bacteriën, virussen, parasieten en slechts een handvol menselijke cellen. Waarom zou ik de digitale wereld uitsluiten van al deze perverterende microscopisch kleine wezentjes die ik ben? Tulpen worden gekleurd door hun schimmels, word ook ik niet gevormd door datgene dat op mij parasiteert?
‘Aaaaa, aaaaa, aaaaa!’ Zonder dat ik er erg in heb begin ik mijn keel te schrapen en voel een rust indalen. Ik knak mijn nek en schenk nog een kopje thee bij. Terwijl Bert zijn bril schoonmaakt informeert hij of hij de cursuskosten kan overmaken.
‘Natuurlijk geen probleem, dat is 75 euro,’ antwoord ik onwillekeurig. Bert knikt instemmend.
Prosper de Roos is filosoof en radiomaker. Hij schrijft en maakt werk voor podcast, internet, festivals en crossmedia.
Friso Blankevoort (a.k.a. Freshco) is een illustrator/designer die woont en werkt in Amsterdam. De skateboardcultuur heeft een grote invloed op zijn werk, dat ook beïnvloed wordt door de traditie van grafisch ontwerp in Nederland.