Debatteren via de modem was nog maar net uitgevonden toen ene Mike Godwin een wet formuleerde die van universele geldigheid zou blijken: naarmate een discussie op internet langer duurt, nadert de waarschijnlijkheid van een vergelijking met nazis of Hitler één. Op discussieforums is deze stelling bekend geworden als de Wet van Godwin. Of het onderwerp van gesprek nou AC/DC of bloemschikken is, het is altijd aftellen tot een hysterisch forumlid het Derde Rijk er bij sleept. Andere forumbezoekers worden er helemaal gek van. Ze hebben er daarom een heel goede oplossing voor bedacht. Zodra iemand op treffende overeenkomsten wijst tussen, noem eens iets, Komt een vrouw bij de dokter en Der ewige Jude, roept de rest heel hard: ‘Godwin!’ De discussie gaat dan verplicht op slot. Het gesprek is namelijk verpest.
Het is eigenlijk gek dat niemand ooit een wet als die van Godwin over discussies in het analoge leven geformuleerd heeft. In het maatschappelijk debat moet je bukken om de rondvliegende verwijzingen naar de Holocaust te ontwijken. En ze zijn vaak even dom en vergezocht als die op discussiefora. Negentig procent is te scharen onder wat in de argumentatieleer reductio ad Hitlerum heet: Hitler hield van honden, dus Martin Gaus is een nazi. De trein vertrekt op tijd – het lijkt verdomme wel het Derde Rijk! Herman van Veen doet precies hetzelfde wanneer hij de PVV vanwege haar hiërarchische structuur met de NSB vergelijkt, en Geert Wilders wanneer hij de islam fascistisch noemt omdat de Koran negatieve passages bevat over andersdenkenden. Soms zou je ook de publieke discussie stil willen kunnen leggen bij ieder spatje Tweede Wereldoorlog: ‘Godwin!’
Maar als we die regel invoeren, zeggen we in feite dat we van de oorlog niets kunnen leren. Sommige mensen vinden dat inderdaad. Ik heb geschiedenis gestudeerd aan de UvA, en als je daar voorzichtig iets zei over lessen uit het verleden begonnen de docenten heel boos te kijken. Vreemd. Ik vind het bijna een gemeenplaats dat we van de geschiedenis kunnen leren. ‘Dat doe ik nooit meer!’ – heb je dat wel eens gezegd? Voilà. Natuurlijk komt het zelden voor dat een les uit het verleden kraakhelder en simpel toepasbaar is. Maar zulke lessen zijn er wel. En de Tweede Wereldoorlog biedt er minstens één.
Van alle bezette landen in West Europa werd in Nederland tijdens de oorlog verreweg het hoogste percentage joden gedeporteerd. Een van de belangrijkste oorzaken hiervoor was de topkwaliteit van de Nederlandse persoonsbewijzen en bevolkingsregisters. Toen de Duitsers met de deportaties begonnen, wisten ze precies waar alle joden woonden. Dat maakte het ophalen heel eenvoudig. De joden hadden zelf meegewerkt aan hun registratie. Maar de volledigheid van de administratie was vooral te wijten aan haar coördinator: Jacobus Lentz, een ijverige bureaucraat die met zijn nauwgezette verzameldrift meer dan welke Nederlander ook bijdroeg aan de jodenvervolging. Een verzetsgroep onder leiding van Gerrit van der Veen probeerde de gegevens te vernietigen met een aanslag op het Amsterdamse bevolkingsregister, maar het was tevergeefs. In Den Haag bleek een duplicaat te liggen.
De les? Zodra je een database met persoonsgegevens hebt aangelegd, is die er. Wat er mee gaat gebeuren kan niemand van tevoren met zekerheid zeggen. Zeker is slechts dat je er, wanneer het misgaat, niet makkelijk meer vanaf komt. Met het aanleggen van zulke bestanden moet je dus uiterste terughoudendheid betrachten.
Nederland knoopte die pijnlijke les in de oren en handelde ernaar. De laatste poging tot een volkstelling mislukte in 1981 omdat te veel mensen weigerden mee te werken. Maar inmiddels heeft de overheid alle terughoudendheid laten varen en verzamelt ze uitvoerige informatie over iedereen. Met middelen als het elektronisch patiëntendossier, de ov-chipkaart en de bewaarplicht van telecomdata kunnen ambtenaren opzoeken wie je hebt gebeld, waar je bent geweest en welke soa’s je daar aan over hebt gehouden. De nieuwste stap is een database met vingerafdrukken van alle staatsburgers. Wie een nieuw paspoort aanvraagt, moet zijn vingers op een plaatje leggen. De afdruk komt ter beschikking van politie en justitie. Een Amsterdams collectief verspreidde vorige week uit protest een folder waarin schertsend een volgende stap aangekondigd werd: de tatoeage van het burgerservicenummer op de pols. De link met Auschwitz was natuurlijk snel gelegd. Ank Bijleveld, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, deed aangifte. Ze vond het smakeloos en misplaatst dat een verband werd gesuggereerd tussen de vingerafdrukkenverzameling en de Holocaust. Op deze manier wilde zij de discussie niet voeren. Met andere woorden: ‘Godwin!’
Niks Godwin. De folder is allesbehalve smakeloos en misplaatst. Hij is misschien een paardenmiddel, maar slaat bovenal de spijker op zijn kop. In Nederland huldigen we Van der Veen met de mond, en Lentz met de daad. Natuurlijk rolt er morgen niet een tweede Hitler met zijn tanks ons land binnen. Maar wie er geen bezwaar tegen maakt dat de overheid uitputtende informatie over hem verzamelt, omdat hij ‘niets te verbergen’ heeft, gelooft dat de staat per definitie ethisch verantwoord optreedt en slechts kan jagen op mensen die dat niet doen. En wie dat na de twintigste eeuw nog kan geloven, is misschien een fanatiek aanhanger van de gedachte dat de geschiedenis ons niets leert, maar in ieder geval hopeloos naïef.
Het is goed om zo zuinig mogelijk te zijn met verwijzingen naar de Tweede Wereldoorlog. Maar wanneer zo’n verwijzing op zijn plaats is, moet je er ook niet voor terugschrikken. Dan moet je laten zien dat je geleerd hebt van de zwartste bladzijden uit je geschiedenis. Daarom sta ik achter de folder. En niet alleen daarom. De database met vingerafdrukken is onnodig en onveilig. Lees er meer over op de website achter de folder, www.hetnieuwerijk.nl. En onderteken daar de petitie. Want de database is al wel aangekondigd, maar nog niet aangelegd. We kunnen er nog een stokje voor steken.
Erik Schumacher (Amsterdam, 1983) is historicus. Samen met Josje Damsma publiceert hij komend voorjaar het boek 'Hier woont een NSB'er. Nationaal-socialisten in bezet Amsterdam'.