Niet voor niets zitten er in films bijzonder vaak eettafelscènes. Meestal gaat het hierbij niet zozeer om het eten, maar om de relaties en verhoudingen tussen de tafelgenoten. Aan tafel worden tradities zichtbaar, ruzies uitgevochten, liefdes gesmoord, herinneringen gemaakt. De eettafel is het perfecte decor voor de soap die Het Leven heet. Maar daarnaast is het juist de alledaagsheid van het tafelen die ik aantrekkelijk vind, het gebruikelijke. Misschien wel omdat aan tafel gaan in mijn leven niet die vanzelfsprekendheid kende die je bij ‘gewone’ families ziet.
Mijn kindertijd verliep niet volgens het boekje. Mijn ouders maakten mij wel samen, maar daar bleef het bij. Samenwonen deden ze niet, en ook de liefde tussen hen was al over voor ik boe of bah kon brabbelen. Wel wilde mijn vader evenveel met de opvoeding te maken hebben als mijn moeder, dus woonde ik precies de helft van de tijd bij hem. Er was alleen één ding dat hij vertikte, en dat was koken. Dat deed hij niet, nooit zelfs. De tafel in zijn huis lag bezaaid met stapels kranten, multomappen en andere paperassen; eten deden we er nauwelijks aan. Daarvoor gingen we drie keer in de week naar een restaurant om de hoek, dat gerund werd door een goede familievriend. We aten zelfs wel eens met het personeelseten mee. Op de andere dagen haalden we wat af bij de Thai, aten we bij vrienden, of gingen we naar andere restaurants in de stad. Mijn vader vertelt nog altijd graag hoe ik als kind vaak "niet wéér uit eten" jammerde.
Als we nu samen eten is dat nog steeds buiten de deur, in een restaurant om de hoek. De keuken in zijn ‘nieuwe’ huis ziet er na tien jaar nog uit alsof ie er gister is ingezet, en op tafel staat zijn computer, omringd door stapels kranten.
Aan de eettafel in ons familiehuis op Terschelling werd en wordt wel veel gegeten. Wilde eend bijvoorbeeld, tot zijn dood door mijn grootvader zelf geschoten. Toen ik daar achterkwam - ik was een jaar of tien - heb ik de rest van die vakantie niet meer tegen hem gesproken, zo boos was ik. Hij nam me mee naar zijn eendenkooi en gaf me een paar levenslessen over eten en waar het vandaan komt. Het hielp, maar ik weet zeker dat ik op dat moment een deel van mijn kinderlijke onschuld ben verloren.
Illustratie: Aart-Jan Venema
Als we nu eend eten op Terschelling, maakt mijn moeder die klaar. Lekker doet ze dat, maar niet zoals mijn grootvader dat kon. Voordat hij het eten opdiende, moesten we bidden. Het Onze Vader. Dat doen we niet langer nu hij niet meer aanschuift, maar ik kan het nog met gemak opdreunen. "Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de frambozen", verstond ik altijd. "Wat is er nu zo erg aan die frambozen?" vroeg ik een keer aan mijn moeder, en dat verhaal vertelt zij nog altijd graag na.
Behalve de eend is er nog een Terschellings eettafelritueel dat mijn grootvader heeft overleefd. Voor het eten pakken we elkaars handen vast, in een cirkel, en roepen we: hoi-hoi-hoi, waarbij we onze armen heen en weer schudden. Geen idee waarom, maar ik vermoed om het feest wat het leven gelukkig ook is eventjes te vieren. Aan tafel.
Noor Spanjer (Amsterdam, 1982) is freelance journaliste en mediawetenschapper. Als nieuwerwetse minstreel is zij altijd op zoek naar persoonlijke verhalen en daarnaast is ze ideologisch inzetbaar voor feministische zaken en andere nature-nurture kwesties.
Aart-Jan Venema is freelance illustrator en verhalenverteller. Hij werkt onder andere voor NRC.next, de Groene Amsterdammer en hard/hoofd.