Tijdens de zomerweken schrijft gastcolumnist Harm Hendrik ten Napel over een onderwerp waar we het te weinig over hebben: in therapie zijn.
Soms voel ik me de mentor van Diederik. We lopen over de dijk langs de Waal en vertellen elkaar hoe het met ons gaat. Het is een mooie, roze zomeravond. Alles koelt eindelijk een beetje af.
We hebben een gereformeerde opvoeding gemeen – Bijbelverhalen, schuldgevoelens, onderdrukte verlangens. Ik loop vijf jaar op hem voor en dat betekent vooral dat ik meer ervaring heb. Ik ben niet veel wijzer, denk ik. Diederik pakt alles een stuk beter aan.
Hij heeft een intake gehad bij een psycholoog. ‘Ik heb van die doffe dagen. Alsof er een dikke laag over alles heen ligt,’ vertelt hij. ‘Ik hoop dat therapie helpt om daar vanaf te komen.’
‘Alsof je achter een scherm zit, zeg maar.’
‘Ja, ik ben soms zo apathisch. Ik voel iets maar heel ver weg.’
Diederik heeft een half jaartje geleden zijn studie op pauze gezet. Het ging niet. Ik, daarentegen, ploeterde gewoon door toen ik mezelf tegenkwam.
‘En met therapie wil je dat oplossen,’ vraag ik.
Diederik denkt even na. ‘Nou, ja. Oplossen.’
‘Ik bedoel, ik wil niet pessimistisch klinken. Het is meer dat therapie misschien vooral gaat helpen–’
‘Om daar mee om te leren gaan,’ vult Diederik in.
‘Wat ook een soort oplossing is, natuurlijk.'
De hete zon heeft van het gras langs de weg een soort stro gemaakt. De omgeving ziet er daardoor verlaten uit. Het voelt een beetje alsof we door de wildernis lopen. En voor dit gesprek is dat wel goed, om samen afgezonderd te zijn.
‘Dat is ook wat jij eraan over hebt gehouden?’ Diederik mist het steentje dat hij voor zich uit probeert te trappen. ‘Je weet nu vooral wat je met jezelf aan moet.’
‘Hm-ja. Ja.' Als ik het zo terugkrijg, klinkt het mager. Alsof de problemen blijven maar je er minder last van hebt. Dat er iets mis met je is – en dat blijft zo – en je dat beter in de hand hebt.
‘Het probleem is juist ook dát je niet weet wat je met jezelf moet,’ zeg ik dan. Toch best wijs.
‘Maar,’ ga ik verder. ‘Ik heb ook nieuwe dingen geleerd.’
Ik vertel dat ik op het perron stond te wachten. Ik was wat te vroeg, op weg terug naar huis na een avond vol goede discussies met mijn broer, en stond een beetje te appen. Het was rustig en ik was blij. Ik weet niet goed waardoor dat kwam. Misschien niets ingewikkelds. Mijn broer. De vrienden met wie ik grappen maakte op mijn telefoon op WhatsApp.
‘Maar wat het was. Ik voelde dat er mensen waren die van me hielden. Dat ik dierbaar was. Niet, zeg maar, dat ik me bewust was van het feit. Ik voelde het ook.’ Het is een moeilijk om het niet al te sentimenteel te laten klinken.
‘Dus je hebt geleerd?’
‘Om te voelen.’ Ik lach. ‘Ja, sorry. Dat klinkt banaal, en cliché.’
‘Misschien,’ zegt Diederik. ‘Ik weet niet.’ Een pauze. ‘Het klinkt goed.’
Ik knik en hoop dat ik niets groter of kleiner heb gemaakt dan het is.