Jaroslaw Nadrzycki is zijn naam. Geen idee hoe je het uitspreekt, ik had nooit van hem gehoord. Hij is Pool – jong, bleek en timide - en hij speelt viool. Ik zag hem spelen in zijn strijkkwartet, liet me meevoeren op de zachte klanken die hij aan zijn instrument ontlokte, en moest aan zijn moeder denken.
Dat heb ik wel vaker. Zodra ik iemand op het toppunt van zijn kunnen zie, zie ik zijn moeder – door, in en achter hem. Ik voel haar trots, haar angst en haar kwetsbaarheid. Ik mag dan zelf geen moeder zijn, ik heb er wel een gehad en ik las het allemaal in haar ogen. Mijn vreugde was haar vreugde, mijn triomfen waren de hare, maar daar doorheen sijpelde haar angst dit alles, samen met mij, te verliezen. Ik was de reden van haar bestaan en dat benauwde mij.
Lange tijd wees ik naar haar als de bron van alle kwaad. Alles wat tegenzat in mijn leven kwam door háár. Zij had me deze kant op gestuurd; door háár was ik iemand geworden die ik niet wilde zijn.
Bij de psycholoog moest ik op haar schelden. Hij gaf me een kussen – ‘doe maar of het je moeder is!’ – en moedigde me aan: ‘Sla maar! Harder!’
Maar ik wás helemaal niet boos, ik was alleen mismoedig.
‘Neem haar een keertje mee,’ was zijn voorstel.
Ook daar zag ik niets in, maar vooruit.
Mijn moeder wilde wel.
‘Gaan we dan na afloop gezellig thee drinken bij Van Angeren?’ vroeg ze hoopvol.
In de spreekkamer schoof ik mijn stoel tegenover de hare en verweet haar, niet voor het eerst, dat ik van haar nooit ‘mezelf’ mocht zijn.
‘Kind,’ zei ze met een klein stemmetje, ‘wat bedoel je toch? Ik heb je toch nooit iets verboden?’
Bij Van Angeren viel er een traan op de tompoes.
En terwijl de viool zich gewillig liet bespelen bleef mijn hoofd bij mijn dode moeder. Ik hoorde haar weer over haar jeugd vertellen; over hoe donker en kil die was, met een liefdeloze vader en een moeder die alleen oog had voor haar broer. Is het zo gek dat zij zichzelf, via haar kind, wilde herscheppen? Hoopte zij, zonder het te beseffen, haar eigen verlangens via mij alsnog te vervullen? Zat ze me daarom zo dicht op de huid toen ik mijn toekomst begon vorm te geven? Mijn toekomst die haar tweede kans was, en die ik daarom niet mocht verprutsen?
Eindelijk was ik het gaan doorzien. Omdat zij zelf niets te willen had, legde zij mij – onbewust – haar wil op. Omdat zij zelf niet mocht studeren, deed ik het voor haar. Omdat zij zo graag was blijven werken, werd mijn werk ongemerkt mijn leven. Omdat zij geen vrijheid kende, gaf ik me eraan over – tot ik er bijna in verzoop.
Met geen woord dwong ze mij deze dingen te doen. Het waren mijn eigen keuzes.
Ik hoorde een Pool die een ode bracht, een viool die haar prachtig tot leven bracht, en mijn hart zei: lief moedertje van me, kom hier dat ik je kus.
Trudy Kunz werd in de jaren tachtig en negentig bekend door haar werk voor Libelle en Marie Claire. Voor Plus Magazine was zij bijna vijftien jaar columniste. Zij publiceerde meerdere interviewbundels en in 2013 verscheen haar eerste roman, Kroniek van een bange liefde. Als pensionado zonder pensioen verdeelt zij haar tijd, net als daarvoor, tussen schrijven, schilderen en ander (on)nuttigs.
Reinout Dijkstra is illustrator uit Zwolle. Hij maakt tekeningen, schilderingen, foto's en soms ook nog een klein tekstje. Zijn werk is geaard in zijn eigen ervaringen, hij geniet van dingen als lichtval, kleur en is niet vies van een grapje.