Een schrijver weet dat zijn personage fictief is, en een gelovige weet ook dat ‘hét lichaam dat voor u gegeven wordt' slechts een stukje brood is. Maar waarom denken politici dan dat zij de uitzondering zijn? Ze willen ontsnappen aan de wetten van het bestaan. Ze willen het onmogelijke. Dit essay van Daan Steinebach werd eerder ten gehore gebracht tijdens Brak//hoofd op zondag: de verandering.
Het is zondag en soms heb ik op zondag deze, wat vreemde gedachte: op dit exacte moment ontvangen miljoenen mensen het lichaam en bloed van Jezus Christus, uit de handen van één van diens opvolgers in de apostolische lijn van de kerk, terwijl die in het Latijn Zijn woorden prevelt. Het nieuw en eeuwig verbond, mysterie van het geloof, voor u en voor velen, ter vergiffenis van zonden. Ter Mijner nagedachtenis.
Het is zo’n mysterieus ritueel. Want zo vreemd als het verhaal is, het ritueel is nog veel vreemder. Dat God mens geworden is, stierf, daaruit opstond en toch weer verdween, maar niet helemaal, is absurd – dat wist men toen ook al. Maar dat die hele gruwelijke offerande herhaald kan worden, alleen door het te zeggen, is pas echt mysterieus. Mysterium fideii, mysterie van het geloof.
Mensen geloven dat. Anders zou het niet al duizenden jaren gebeuren. Tweeduizend jaar waarin de wereld onherkenbaar veranderde en toch steeds weer dat ‘nieuw en eeuwig verbond’, de kennelijk diepgewortelde behoefte aan het eeuwige, het absolute en het massieve. Aan God, zeggen ze dan, maar je kunt het volgens mij ook anders noemen.
Hoe langer ik nadacht over verandering, hoe groter mijn weerstand werd
Toen ik nadacht over verandering, na weken van politiek spektakel, moest ik denken aan de democratie. Ik wilde hier zeggen dat verandering de essentie van democratie is. Niet om het programma, maar om de verandering zelf. Ik wilde zeggen dat echte democratie een middel zonder doel is. Het gaat om de beweging, niet om het doel. Ik wilde pleiten voor een esthetische politiek, die niet om macht gaat, maar om het spel, die niet bepaalt wie er leeft en hoe en waar. Ik had grote woorden, een utopisch verhaal zelfs, een pleidooi voor een nieuwe wereld. Woorden om je aan te warmen, zolang je maar denkt dat ze over jou gaan.
Maar hoe langer ik nadacht over verandering, hoe groter mijn weerstand werd. Ik verlang naar dingen die blijven, in mijn lichaam zit de traagheid van mijn eigen massa.
Sigmund Freud, speculant van de menselijke natuur, wist dat. Iedereen weet dat hij zei dat we allemaal gedreven worden door een verlangen naar seks – en we weten ook allemaal dat hij daarin gelijk had – maar zijn beeld van de mens was minder frivool dan dat. Tegenover de lust staat een duisterder macht: de doodsdrift.
Freuds speculatie gaat ongeveer als volgt:
De aanvankelijke verklaring van het psychisch leven was het lustprincipe. Het principe dat dicteert dat we steeds zoeken naar lust, dat wil zeggen: vervulling van onze verlangens, waaronder eerst en vooral de seksuele. De reden daarvoor is dat elk verlangen een vorm van onlust is en dus spanning met zich meebrengt die beperkt moet worden. Zo beschrijft Freud het psychisch leven als een economie die er op gericht is de spanning zoveel mogelijk te beperken en, als die toch aanhoudt, te verminderen.
Tot zover is er niet zo veel aan de hand. We willen vervulling van onze verlangens, maar dat is bekend. Maar Freud zocht een fundamentelere verklaring voor de herkomst van die verlangens, voor, zogezegd, het Verlangen met een hoofdletter. Met andere woorden: Freud wilde een verklaring voor het leven zelf.
Het is misschien curieus dat hij daarmee bij de dood uitkomt, want hoe kan het duidelijk tegenovergestelde iets verklaren? Maar dat is minder vergezocht dan het lijkt. Je moet alleen helemaal terug. Want de spanning die aan al het andere voorafgaat, is de spanning die gegeven is met het leven zelf. Zonder leven is er geen spanning en, logischerwijs, is de ultieme spanningsreductie de dood.
De treurige conclusie is dat het leven zichzelf niet wil
Wat Freud dus eigenlijk zegt is dat het leven een verstoring is. De rust van vóór het leven wordt verstoord door het leven zelf – hier nog in primitieve vorm – dat vervolgens niets liever wil dan terug. Maar nog voordat dat lukt, wordt het opnieuw verstoord, door de buitenwereld die opnieuw de spanning verhoogt en daarmee om voorrang vraagt. Vervolgens is het leven zo druk met het bevechten van de spanning die van buitenaf komt, dat het zijn eigen spanning vergeet.
De treurige conclusie is dat het leven zichzelf niet wil. Het is fundamenteel conservatief: het wil altijd terug naar de rust van voorheen, of tenminste de rust behouden. Om uiteindelijk ook altijd daar uit te komen, want het leven eindigt precies daar waar het begonnen is.
Toch zegt Freud gelukkig niet dat we dood willen. Kennelijk is het ook voor iets dat zichzelf niet heeft gewild niet mogelijk om zijn eigen niet-bestaan te willen. Nee, wat we willen is misschien zelfs nog wel radicaler: spanningsopheffing met behoud van spanning, we verlangen de dood in het leven.
Het conservatisme dat Freud beschreef was een vreemd soort conservatisme. Het is radicaal in alles: het wil tegelijkertijd niet én absoluut leven, het wil helemaal vooruit en terug naar het allereerste begin. Met andere woorden: we willen het absolute, het eeuwige, het alles, alleen omdat we niet kunnen sterven, of eigenlijk: omdat we niet willen sterven. We willen een eeuwige God, het absolute kunstwerk en de grote, allesoverheersende liefde.
Maar zolang we leven is er niets anders beschikbaar dan surrogaat, een net niet, omdat de wetten van het leven zelf bepalen dat we alleen krijgen wat we willen als we niet meer leven. Maar dat is ook precies wat we niet kunnen, omdat het nooit helemaal de vervulling is van het Verlangen met een hoofdletter, de opheffing van alle spanning, en dus is het leven altijd onvolmaakt.
Patricia de Martelaere, die intiem bekend was met Freuds gespeculeer, heeft eens geschreven dat God, kunst en liefde uiteindelijk allemaal voortkomen uit dezelfde faculteit van ons leven. Je zou kunnen zeggen: de faculteit van het onmogelijke, maar ook: die van de taal, die in woorden probeert te vangen wat niet mogelijk is.
Het hele leven is een kerk: een geheimzinnig, ritueel streven naar het Onmogelijke. Het katholiek geloof is wel eens omschreven als een obsessie met de taal, een obsessie die ze deelt met dichters en schrijvers, maar eigenlijk met ons allen. Het verlangen is wat ons bindt.
En politici? Er is geen groter ritueel dan dat van de politiek. En er is geen geheimzinniger taal dan die van de wet. Want het is bekend dat de wet diep verbonden is met macht en dus met geweld en dus met de dood. Echte macht en de echte dood, van echte mensen met echt bloed.
Het ritueel van de politiek is het radicaalste van allemaal
Politiek is de kunst van het mogelijke, hoor je wel eens. Maar Freud leerde ons dat het leven de kunst van het onmogelijke is, dat we steeds het absolute willen. Politici doen iets dat veel gevaarlijker is dan geloven: ze willen niet alleen zeggen wat niet kan, maar ze willen ook dat het echt waar is. Als politiek als alle kunst voortkomt uit de angst voor de dood, is ze het meest radicaal, zo radicaal dat ze zelf doodt om haar doel te bereiken, het enige doel.
Het ritueel van de politiek is het radicaalste van allemaal. Ze mist het ironische van de kunst, de poëzie en zelfs het geloof, omdat ze niet alleen het onmogelijke wil, maar dan zonder mysterie. Iedere gelovige weet dat het lichaam dat op zijn tong smelt nog steeds een stukje brood is, het bloed gewoon wijn, de schrijver weet dat zijn personage fictief is, de geliefde weet ook wel dat het voorbij kan gaan, maar politici denken dat zij de uitzondering zijn. Hun streven naar het onmogelijke is echt, zij willen echt ontsnappen aan de wetten van het bestaan.
Als ik dan toch iets betoog vandaag, dan iets heel kleins – zij het radicaal. Ik wil pleiten voor dichters en kunstenaars, voor hen die geloven in het mysterie. Waarom zou er geen politiek mogelijk zijn die wel weet dat het allemaal niet kan? Die zich niet baseert op macht, maar beseft dat het allemaal een ritueel is zonder einde, zonder doel. Laat de koning een dichter zijn.
We willen allemaal het onmogelijke. Maar laat het de kunst zijn, de poëzie, God als het moet, en laten we de wet laten voor wat ze is. Want uiteindelijk gaat het allemaal om het leven, dat mysterieuze ritueel.
Daan Steinebach Daan Steinebach is Hard//hoofd-redactielid. 'The world can move, or not, by changing some words,' zei Toby Ziegler. Daan is overdag student internationaal recht (LLM) aan de VU, 's nachts lezer en soms ook schrijver.
Reinout Dijkstra is illustrator uit Zwolle. Hij maakt tekeningen, schilderingen, foto's en soms ook nog een klein tekstje. Zijn werk is geaard in zijn eigen ervaringen, hij geniet van dingen als lichtval, kleur en is niet vies van een grapje.