Een burn-out kan iedereen overkomen. Deze drie literaire personages kunnen erover meepraten.
De meeste romanfiguren hebben alle tijd van de wereld. Ze zwalken wat rond, rommelen wat aan, doen wat indrukken op, klagen over een gebroken hart en gaan laat, zeer laat naar huis – als ze al naar huis gaan. Maar sommige romanpersonages zijn wel degelijk harde werkers die continu tijd tekortkomen. Zij hebben zodanig last van werkstress dat ze als ze nu geleefd zouden hebben het label ‘burn-out’ zouden krijgen. Is burn-out van alle tijden? Voor zover mensen beroepen hebben waarin ze veel druk en weinig controle ervaren wel. Drie personages uit de wereldliteratuur:
Doctor Copeland - The Heart is a Lonely Hunter
Als je enigszins meeleeft met Doctor Copeland, uit Carson McCullers’ The Heart is a Lonely Hunter (1940), word je zelf ook onrustig. Huisarts is sowieso al het beroep met het grootste burn-out risico, maar Doctor Copeland is ook nog eens een zwarte huisarts in het Amerika van vóór de burgerrechtenbeweging. Voor hem is het dus weinig waardering, lange uren. Zijn patiënten zijn arme zwarte sloebers, die aan de lopende band ziek zijn. Ondertussen heeft hij grote dromen voor ‘the Negroe race’, maar al zijn brothers en sisters, met name zijn eigen kinderen, stellen hem zwaar teleur. Zijn doel is het enige wat hem overeind houdt, want zijn lichaam protesteert steeds harder:
The benches in the hall were always full of sick and patient Negroes who waited for him, and sometimes even the front porch and his bedroom would be crowded. All the day and frequently half the night there was work. Because of all the tiredness in him he wanted sometimes to lie down on the floor and beat with his fists and cry. If he could rest he might get well. He had tuberculosis of the lungs, and he measured his temperature four times a day and had an X-ray once a month. But he could not rest. For there was another thing bigger than the tiredness – and this was the strong true purpose.
Doctor Copeland is geen buitengewoon sympathiek personage. Hij heeft weinig geduld en is uitgesproken koppig. Maar door de levendige manier waarop McCullers het beschrijft, begrijp je dat hij niet kan stoppen, al wordt hij almaar zieker. Hij moet en zal bijdragen aan de realisering van de Afro-Amerikaanse emancipatie, ‘the strong true purpose’. Je eigen doelen zijn misschien nooit zo belangrijk als dat, maar ergens herken je het wel: móeten doorgaan, koste wat het kost.
Bartleby - Bartleby, the Scrivener: A Story of Wall Street
Bartleby, de klerk uit Herman Melvilles verhaal Bartleby, the Scrivener: A Story of Wall Street (1853), is minder gemakkelijk te begrijpen, maar hij laat wel goed de uitwerking van geestdodend werk zien. “I would prefer not to”, zijn z’n onsterfelijke woorden. Hij herhaalt ze telkens als zijn werkgever, een advocaat op Wall Street, hem vraagt iets uit te voeren. Maar is het onwil, of kan Bartleby simpelweg niet meer? Als hij net voor de advocaat komt werken, kwijt hij zich noest van zijn taak (het overschrijven van juridische documenten). Hij werkt vele malen harder dan degenen voor hem, zonder pauze: “As if long famishing for something to copy, he seemed to gorge himself on my documents. There was no pause for digestion. He ran a day and night line, copying by sun-light and by candle-light.”
Dan is de werkdrift ineens over. Bartleby doet steeds minder, maar zich losmaken van zijn werk kan hij ook niet, hij gaat juist op kantoor wonen. Occupy avant la lettre, zou je vanwege de locatie misschien zeggen: Bartleby komt eigenhandig in opstand tegen het kapitalistische systeem. Maar daarmee richt hij alleen zichzelf ten gronde; als hij ook weigert om te eten is het met Bartleby snel gedaan. Aan het einde van het verhaal blijkt dat Bartleby een lange geschiedenis van onaangenaam werk heeft: voor zijn baan op Wall Straat werkte hij in een “dead letter office”, de plek waar onbezorgbare post wordt verzameld en vernietigd. Zijn baas ziet in elk geval een rechtstreeks verband tussen Bartleby’s ondergang en zijn miserabele arbeidsverleden; vol medelijden roept hij uit: “Ah Bartleby! Ah humanity!”
Frans Laarmans - Kaas
Ten slotte een man van eigen bodem, of bijna eigen bodem: Vlaanderen. Frans Laarmans, uit Willem Elsschots Kaas (1933), wederom klerk van beroep, krijgt op een schijnbaar goede dag de kans aangeboden een groothandelaar in kaas te worden. Nu heeft Laarmans een hekel aan kaas, maar zo’n buitenkans kan hij niet laten schieten. Hij blijkt echter allesbehalve een handelaar. Terwijl hij zich druk bezighoudt met allerhande futiliteiten zoals het aankleden van zijn kantoor en het uitzoeken van briefpapier, ligt de kaas te verstoffen. Gaandeweg wordt de situatie voor Laarmans steeds stressvoller, hij is zo overduidelijk niet geschikt voor zijn bezigheden dat het hemzelf op een gegeven moment ook niet meer kan ontgaan. Zo’n mismatch tussen persoon en werk is volgens onderzoekers een belangrijke reden voor burn-out. Als je goed oplet zie je Laarmans ook die kant opgaan. Zijn aanvankelijke optimisme maakt plaats voor openlijke gespannenheid en geestelijke uitputting: “Mijn accumulator is leeggelopen. Ik ben uitgebloed.”
Zonder al te moralistisch te willen worden: Laarmans is het soort personage dat je kunt lezen als een waarschuwing aan jezelf. Doe ik dit werk omdat ik het plezierig vind, of doe ik het vanuit andere motieven – ijdelheid bijvoorbeeld? (Houd ik wel van kaas?) Ironisch genoeg heeft Laarmans zijn oude baan verlaten met het excuus aan een zenuwziekte te lijden – kennelijk was daar in de jaren dertig ook al enig begrip voor. Gelukkig kan hij als het kaasavontuur uit de hand is gelopen, zonder problemen naar die eerdere baan terugkeren. Dat is wellicht wat veel overspannenen van nu boven alles ontberen: het gevoel een vangnet te hebben.