Vanaf nu hoef je je nooit meer te schamen om met iets vies of gênants naar de huisarts te gaan. Hard//hoofd vroeg namelijk artsen naar hun favoriete behandelingen en kwamen tot de conclusie dat zij zelf de grootste viezeriken zijn.
Dokter P. uit U.: “Stel je voor: een weekendklusser heeft zichzelf per ongeluk meegeklust. Als souvenir aan een compleet mislukte hamerslag kleurt het nagelbed van zijn duim akelig donkerrood-blauw. Zijn gezicht vertoont in toenemende mate een verwrongen en schuldbewuste grimas; de druk, letterlijk de bloeddruk, loopt ter plekke steeds verder op en kan geen kant uit. Dan mag ik! Gewapend met een uitgevouwen paperclip die ik met een vlammetje heb verhit loop ik op hem af. Hiermee zorg ik voor de juiste preoperatieve spanning. Het gloeiende uiteinde volgt een exacte, ongenadige koers richting duim en landt daar bovenop de nagel. Aai!!! Onder aanhoudende druk van mijn kant en onder pijnlijk sissen van zijn kant komt de verbinding met het inwendige vulkaantje tot stand. Zodra die verbinding er is spuit het bloed omhoog. De pijn is op slag verdwenen en degene die mij eerst dood wenste feliciteert mij met deze heerlijke kant van het mogen dokteren.”
Marieke: “Toen mijn oma jong was had ze regelmatig last van wormen. Dat was in die tijd vooral bij kinderen een normaal verschijnsel, maar er waren nog geen medicijnen die je er snel vanaf konden helpen. Men bediende zich van keukenmiddeltjes en die werkten langzaam of zelfs helemaal niet. Vandaar dat mijn oma soms maandenlang met haar wormen rondliep. Tot zij op een gegeven moment het advies van de kruidenier opvolgde om achter elkaar tientallen rauwe knoflooktenen te eten. Een dag later spoot ze de hele toiletpot vol met duizenden kleine witte wormpjes. Ze kronkelden zelfs massaal over de rand!
Een halve eeuw later heb ook ik wormen en ga daarvoor naar mijn huisarts. Wat meewarig laat hij me weten dat ik hiervoor helemaal niet naar de dokter had hoeven gaan, omdat de pilletjes tegen aarsmaden gewoon zonder recept bij de drogist te krijgen zijn. Ik schaam me een beetje voor mijn onwetendheid en voel me bezwaard dat ik onnodig beslag heb gelegd op zijn tijd. Toch durf ik hem nog een vraag te stellen: “Kan het verhaal van mijn oma waar zijn?” De ogen van mijn huisarts gaan glinsteren. Wanneer ik uitgepraat ben, zit hij op het puntje van zijn stoel en uit zijn houding blijkt geen enkele twijfel over de plausibiliteit van mijn verhaal. Hij begint op zijn beurt te vertellen over zijn ervaringen in Afrika. Kindjes drentelden jarenlang rond met wormen in hun darmpjes. Plotseling staat hij op, opent een kast en toont mij zijn trofee. Op sterk water heeft hij de grootste worm waarvan een Afrikaans kindje ooit bevrijd is. Ja, door hem!
Opgelucht verlaat ik zijn kamer, hier kan geen Etos tegenop.”
Dokter A. uit V.: “Ik heb een zwak voor soa’s en vreemdgaan. Laatst kwam er een heel gladde man op het spreekuur. In geuren en kleuren vertelde hij over hoe hij was vreemd gegaan. 'Je weet wel hoe dat gaat als zo'n knappe Braziliaanse kennis blijft logeren... Daar kan ik als man niet tegenop,’ zei hij.
Vervolgens gaf hij aan dat hij gelezen had dat de urinetest voor soa’s slechter was dan de test met een wattenstokje. Voor één keer ging ik daar niet tegen in. Toen hij vervolgens ook nog om een smoes vroeg om zijn vrouw antibiotica te geven, ‘jij bent immers ook een vrouw,’ vond ik het helemaal een mooie straf. Misschien heb ik toen het stokje wel iets langer in zijn penis rondgedraaid dan strikt noodzakelijk was.”
Dokter H. uit R.: “De Romeinen wisten het allang: ubi pus, ibi evacua. Oftewel: “waar pus zit, verwijder het!”
En niets is minder waar. Maar ook bijna niets geeft meer voldoening dan een mes zetten in een bomberend, oftewel pral gespannen abces (een met pus gevulde holte – eigenlijk de grote broer van het alom bekende jeugdpuistje) waarbij je de pus al door de huid ziet doorschemeren. Met je hand kun je er een beetje op drukken, om te voelen of het abces al ‘rijp’ is. Is dit het geval, dan prik je er een gaatje of een sneetje in en spuit alles er in een keer uit. Liefst met een boogje. Wanneer niet alles er in een keer uit spuit kun je met je vinger nog wat onder de huid roeren om het resterende pus naar buiten te drukken. Dit alles gaat gepaard met enorm veel stank. Je kunt er zelfs de hele dag naar blijven ruiken. Maar dat heb ik er graag voor over.
Mijn beste ervaring was een mevrouwtje met een ontstoken elleboog. Deze arm was vier keer zo dik als haar andere, en terwijl ik een snee in haar (verdoofde) elleboog zette, hield mijn collega er een bakje onder. Uit de wond kwam een sloot pus die het bakje uit haar handen sloeg. Het pus spatte tegen de muur en op het plafond. Vier andere bakjes hebben we nog gevuld. Blijkbaar zat het pus helemaal van haar hand tot aan haar oksel.”
Verpleegster R. uit A.: “Wat ik echt graag doe, sorry het klinkt raar, is lijktooi. Kijk, sterven is meestal niet zo mooi: een openhangende mond, een starende blik, allerlei excreties die er van boven en van onderen uitsijpelen. Voor de nabestaanden wil je als verpleegkundige echt je best doen om de overledene er weer acceptabel te laten uitzien. Een mooi lijk, dat geeft voldoening.
Tegen het lekken stoppen we watten in de anus en in de mond. Een specialist naait de mond vanbinnen dicht, zodat hij niet iedere keer open valt. Daarna boetseren we het gezicht tot het er redelijk ontspannen uitziet, alsof de persoon in kwestie vredig is ingeslapen.”
Dokter M. uit S.: “Eigenlijk is dit een taak voor de doktersassistente, maar ik haal er ook bijzonder veel voldoening uit dus daarom doe ik het lekker zelf. Wanneer er een propje oorsmeer vastzit in de gehoorgang kan de patiënt minder goed horen, daarom moet het oor worden uitgespoten. Een simpele ingreep maar heel bevredigend. Vroeger gebruikte ik een grote spuit, maar tegenwoordig hebben we een apparaatje waarmee we water in de gehoorgang spuiten. Door de druk schiet de oorsmeerprop los, en als een 'fliebeltje' komt hij met het water mee naar buiten. Het doet me denken aan de kokkels die je in Normandië op het strand kunt vinden. Die vind ik trouwens erg lekker.”