Twee weken geleden bezocht ik Kopenhagen. Het reisje betekende mijn eerste bezoek aan het op een na gelukkigste land ter wereld; alleen de Costa Ricanen zijn gelukkiger. Mijn verwachtingen waren dan ook hooggespannen.
De Denen stelden me niet teleur. Gelukkige mensen blijken niet alleen mooier te zijn, ze zijn ook vriendelijker (al zou het knappe uiterlijk van de Denen ook de reden van hun geluk kunnen zijn natuurlijk). Waarom er nog steeds zo veel toeristen naar Amsterdam blijven komen is me een raadsel, aan de gastvrijheid van de inwoners zal het in ieder geval niet liggen. Ik ben dan ook verrast door de oprechte interesse van de Denen. Overal waar ik kom, word ik begroet met een vrolijk ‘haaai’. Alleen daarvan word je al gelukkig. Hierop volgt een reeks Deense woorden die ik niet kan verstaan. Zodra ik zeg dat ik enkel Engels spreek, vragen ze waar ik vandaan kom en hoe ik Kopenhagen vind. De eerste keer dat een meisje in een hippe, Deense designwinkel dat aan me vraagt, ben ik nog op mijn hoede. Wil ze dat echt weten? Bedoelt ze het ironisch? Maar in de volgende winkels en bars geef ik net zo vrolijk en steeds uitgebreider antwoord: Kopenhagen is fantastisch en de Denen zijn zo aardig!
Tijdens een gesprek met alweer een zeer sympathieke Deen besluit ik het dan ook maar te vragen: hoe komt het dat de mensen hier zo gelukkig zijn? In accentloos Engels vertelt de jongen me dat Denemarken niet alleen een sociaal land is, maar ook een veilig land. Nu pas besef ik dat er ook echt baby’s lagen in de kinderwagens die ik op straat zag staan. Zoals wij onze hondjes buiten laten wachten als we boodschappen gaan doen, zetten de Denen hun kinderwagen met baby voor de deur van de supermarkt. Als de jongen ook nog vertelt dat een Deense werkweek gemiddeld 34 uur duurt, vraag ik me af waarom ik eigenlijk niet in Kopenhagen woon.
Er wordt hier nóg meer gefietst dan in Nederland (ja, echt), dus ik besluit zelf ook maar een fiets te huren. En dan blijkt dat ik het beste van Denemarken nog niet eens beleefd heb. Het verschil met Amsterdam is enorm: de fietspaden zijn hier breed, er lopen nergens toeristen midden op straat en alle fietsers houden zich aan de regels. Wie in Nederland naar links wil op een kruispunt, neemt de snelste route: gewoon schuin naar links oversteken. Denen fietsen eerst naar de overkant, wachten tot het stoplicht groen is en gaan dan pas linksaf. Voordat ze stoppen, steken ze hun rechterhand in de lucht, zodat andere weggebruikers weten waar ze aan toe zijn. Toen ik deze handeling voor het eerst opmerkte, begreep ik ineens waarom ik al de hele dag geen ergernissen had gehad op de fiets. Dit was de oplossing.
Natuurlijk zouden we aardiger moeten zijn, vooral tegen onze toeristen, maar wat we in Nederland echt nodig hebben, is het stopteken op de fiets. Ik voorspel minder ongelukken maar vooral minder gemopper. Ik weet zeker dat het ons allemaal veel gelukkiger zou maken.