In de negentiende eeuw maakten nieuwe technologieën het mogelijk om met gemak over enorme afstanden te communiceren of te reizen. Tijd en ruimte zouden hun betekenis verliezen. In de eenentwintigste eeuw nemen we echter steevast de telefoon op met 'Waar ben je?'.
Oude nieuwe media
‘Vernietiging van Ruimte en Tijd’: onder die kop bracht de Baltimore Sun in 1847 het nieuws dat ‘een paar dagen geleden een telegram van Buffalo… naar Pittsburg [was] gestuurd.’ Het ging de krant niet om de inhoud van dat bericht, maar om de reactie erop, want: ‘een antwoord kwam binnen twee uur bij het beginpunt terug.’ Dat betekende dat in twee uur tijd een duizelingwekkende negentienhonderd mijl waren overbrugd, ofwel: vernietigd.
De negentiende-eeuwse lezer zal van zo’n kop niet raar hebben opgekeken: tijd en vooral ruimte werden destijds wel vaker door moderne communicatiemiddelen om zeep geholpen. De telegraaf, de trein, de fotocamera, de telefoon: anderhalve eeuw geleden waren het allemaal nieuwe media, die het mogelijk leken te maken de beperkingen van je fysieke locatie te ontstijgen.
Tot begin negentiende eeuw was geografie bepalend geweest voor de snelheid van communicatie: het uitwisselen van berichten ging zo rap als het snelste paard kon rennen of de vlugste postduif kon vliegen – ‘ver’ en ‘lang reizen’ waren vrijwel synoniem. Toen in het Amerika van 1830 de eerste passagierstrein vertrok, werd de tijd om van de ene stad naar de andere te komen korter – en daarmee leek ook de afstand tussen die steden gekrompen. In 1844 werd het eerste telegram verzonden, en kromp de wereld nog veel drastischer: vanaf 1866 kon je in enkele minuten een bericht van Engeland naar Amerika sturen, alsof die hele Atlantische Oceaan niet meer bestond.
Welbeschouwd is het sindsdien niet meer opgehouden: fotografie, uitgevonden in 1839, zorgde ervoor dat je niet meer naar Frankrijk hoefde om de Eiffeltoren te zien. Dankzij de telefoon kon je met iemand praten die niet eens fysiek bij je in de buurt was. In de twintigste eeuw kregen we live televisie, zodat we vanuit onze woonkamer de begrafenis van John F. Kennedy konden bijwonen, zorgde de mobiele telefoon ervoor dat we niet eens meer aan een draadje hoefde te zitten terwijl we belden met onze langeafstandsrelaties in Barcelona en maakte het internet het mogelijk om vanaf onze bureaustoel te chatten met een Chinees terwijl filmpjes over kauwgumbalblazende meisjes in Toronto binnen enkele seconden de hele wereld over gaan.
Nooit weg geweest
Je zou dus denken dat het ruimtevernietigende project waar de Sun over berichtte, in de eenentwintigste eeuw voltooid is. Hedendaagse filosofen en postmoderne denkers verklaren tijd en ruimte dan ook met regelmaat dood: ‘Het verschil tussen ‘ver weg’ en ‘dichtbij’ is opgeheven’, schreef socioloog Zygmunt Bauman in 2000; ‘je plaats doet er niet meer toe.’
Of toch?
‘Who. What. When. And now: Where.’ Met die slogan introduceerde Facebook onlangs haar nieuwe ‘Places’-app; een toepassing die gebruik maakt van de GPS functie op je mobiele telefoon om aan al je Facebookvrienden te laten weten waar je je precies bevindt – tot op de coördinaat nauwkeurig. Juist nu de technologie ons meer en meer in staat stelt om op verschillende plekken tegelijk te zijn (in de collegezaal én in MySpace), en juist nu mobiele telefoons ons hebben ‘bevrijd’ van onze fysieke locatie, lijkt ‘plaats’ belangrijker dan ooit. Terwijl kranten en mediawetenschappers zich over de merites van ‘hyperlokaal nieuws’ buigen en adverteerders op basis van je locatie bepalen of je tot hun doelgroep behoort, wint de ‘local food movement’ rap zieltjes, én terrein. De meest gestelde vraag in mobiele telefoongesprekken is al jaren: ‘Waar ben je?’
Het lijkt of we, na tweehonderd jaar vernietiging, weer terug zijn waar we begonnen: op onze plek. Of misschien zijn we nooit weg geweest.
Niet lang nadat de eerste passagierstrein van de ene stad naar de andere reed, werden spoorlijnen aangelegd die stadsbewoners in staat stelden ‘naar buiten’ te gaan, ofwel, om de zogenaamd vernietigde ruimte tussen steden in te bezoeken. Landschapsfotografie werd al snel een van de populairste fotografievormen – mensen hingen portretten van het land aan de muur in huis, en overheden zetten fotografen in om elk stukje land nauwkeurig te documenteren. En toen de telegraaf het mogelijk maakte om het nieuws uit Amerika sneller naar Europa te sturen, werd de wereld van de Europeaan daarmee kleiner, of juist groter?
Wie de jongste generatie mediatoepassingen in drie woorden zou moeten omschrijven, heeft aan één woord genoeg: ‘Locatie, locatie, locatie.’ Facebook Places, FourSquare, LocalLabs, Google Latitude: allemaal draaien ze om de precieze locatie van gebruikers. Met ‘augmented reality’-toepassingen maak je de plek waar je bent zelfs nog echter, ben je meer aanwezig dan ooit.
De vernietiging van ruimte en tijd mag al twee eeuwen aan de gang zijn, de herdefiniëring en herwaardering ervan lopen met dat proces gelijk op. Technologische voortuitgang vernietigt locatie met de ene hand, en plaatst haar met de andere hand op een voetstuk. Met onze hoofden mogen we in Cyberspace zitten, onze voeten staan nog altijd stevig op de grond.