De tweede aflevering van De Jagers over kinderen, met ditmaal een verhaal van Eva Meijer.
Vroeger reed ik paard in Beets. Ik was een van de meisjes die niet alleen voor de les kwamen maar die de hele dag rondhingen op de manege, om paarden te borstelen en naar de lessen van anderen te kijken. De meeste meisjes waren ouder dan ik, ze zaten op de middelbare school en praatten voornamelijk over jongens. Ik praatte voornamelijk tegen de paarden. Er was nog een meisje van mijn leeftijd, Linda. Linda en ik raakten dus bevriend. Onze vriendschap hield vooral in dat we samen Madonna nadeden op de jaarlijkse playbackshow en dat we allebei het meest van Orlando hielden, een bruine pony met pikzwarte manen en staart.
In het tweede jaar van onze vriendschap bleef ik de avond voor de jaarlijkse playbackshow bij Linda slapen. Zo konden we het liedje van Madonna nog eens extra oefenen en hoefden mijn ouders niet heen en weer te rijden. We hadden die middag eerst samen les, Linda mocht op Orlando en ik op Carola, een zachtaardige palomino met een brede bles en vier witte sokken. Na het afzadelen van de paarden ging ik achterop de fiets met Linda mee naar huis. Ik had geen jas bij me, het was eind augustus en het was drukkend warm.
Linda woonde in een nieuw huis, een nagebouwde boerderij in een serie nagebouwde boerderijen. We moesten bij de achterdeur onze paardrijdlaarzen uittrekken. Mijn badstoffen sokken maakten vochtige afdrukken op de witte tegels in de keuken. De moeder van Linda, een tengere bleke vrouw met een bril die te groot was voor haar gezicht, stond bij het aanrecht. Ik kende haar, ze kwam Linda soms na de les ophalen. Ze gaf ons een glas limonade dat we allebei in een teug leegdronken en ze zei dat we nog even boven konden gaan spelen.
Linda’s kamer was op de eerste verdieping, aan de voorkant van het huis. In het midden van de kamer stond een groot wit bed. Het bed was bijna twee keer zo groot als mijn eigen bed en tegen de achterwand stonden twee houten kasten. Op de vloer lag grijs tapijt, hoog, als gras, grijs gras. Linda pakte een cassetterecorder uit een van kasten en zocht het juiste bandje.
Mijn moeder had me verkleedkleren meegegeven – rokjes van tule, T-shirts met afgeknipte mouwen waar een knoop in gelegd moest worden zodat de buik zichtbaar werd en veel armbanden en kettingen. Ik haalde alles uit mijn rugzak en we kleedden ons zwijgend om. Ik rook nog steeds naar paard. We hadden besloten om Material Girl te doen, dat kenden we allebei het beste. Ik was eigenlijk niet goed in dansen en ik vond het ook niet leuk. Linda was er ook niet goed in, maar we moesten toch iets doen, iedereen deed mee aan de playbackshow. We bedachten een eenvoudig dansje dat we om de beurt deden terwijl de ander playbackte – we konden de danspassen niet synchroon krijgen dus dit leek de beste oplossing. Nadat we het bedacht hadden, gingen we op het bed zitten; het leek ons niet zinvol om het lang te oefenen.
Linda keek uit het raam. ‘Ik kan hier vandaan alles zien,’ zei ze. ‘Iedereen die langskomt. Ik houd het ook bij.’ Ze liet me een rood schrift zien waarin per dag was opgeschreven wie er hoe laat langsgekomen was. ‘Niet verder vertellen, hè.’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Zullen we buiten gaan spelen?’
‘Je kunt hier niet zo goed buitenspelen,’ zei Linda. ‘Alleen in de tuin, maar daar is niets te doen.’
‘Wat zullen we dan gaan doen?’
‘Ik kan je mijn speelgoed laten zien.’
‘Doe maar.’
Op dat moment ging er beneden een bel. Linda keek me aan. ‘Dat is voor het eten.’
Ik trok mijn paardrijdkleren weer aan, verder had ik niks bij me. De rug van mijn gestreepte T-shirt was nog nat van het zweet.
Beneden zat de vader van Linda al aan tafel. Hij was net als Linda’s moeder niet lang maar hij was een stuk breder dan zij en hij had een volmaakt rond hoofd met weinig haar. Linda’s moeder vertelde hem wie ik was. Hij knikte naar me maar stond niet op om me een hand te geven en niemand vertelde me hoe hij heette.
Op de houten tafel lagen vier placemats waar grote borden op stonden, er lag geen tafelkleed. De pannen met eten stonden op onderzetters. We aten aardappelpuree, sperziebonen en vlees. Omdat ik geen vlees at, kreeg ik een omelet die vreemd smaakte.
Linda’s vader prakte alles door elkaar. ‘Dat doet hij altijd,’ zei de moeder van Linda tegen me, ‘hij prakt alles. En hij eet heel snel.’ Naast zijn bord stonden twee flesjes bier. Hij was als eerste klaar met eten. Linda’s moeder had weinig eten opgeschept maar ze was pas op de helft, ze at heel langzaam. Ik probeerde in hetzelfde tempo te eten als Linda, maar Linda at ook langzaam. Ik was als tweede klaar met eten. Daarna wachtte ik tot de rest klaar was.
Na het eten vertelde de moeder van Linda dat Linda’s oma jarig was en dat we daarheen zouden gaan. Er zat een stukje sperzieboon in haar mondhoek dat heen en weer bewoog terwijl ze sprak en dat op een gegeven moment op de grond viel, waarna ze aan haar lip voelde. Ik vond het raar dat ik meeging naar de verjaardag van iemand die ik niet kende. Ik keek schuin naar Linda, die het niet raar leek te vinden. Haar vader was al naar de auto gelopen, een grote zwarte jeep.
Linda en ik moesten achterin. Ik zei dat ik achterin misselijk werd, waarop de moeder van Linda zei dat ik het raampje maar open moest doen. Ik deed het raampje open en hoopte dat we er snel zouden zijn. Onderweg zei niemand iets, de moeder van Linda draaide zich alleen een keer om om te vragen of we een dropje wilden. Linda wilde een dropje, ik niet, ik was misselijk aan het worden. Na het aanbieden van het dropje begon de moeder van Linda te neuriën.
De auto werd geparkeerd op een oprijlaan waar al een aantal andere auto’s stonden. Ik wilde eruit maar de deur ging niet open. ‘Hij zit op het kinderslot,’ zei Linda. ‘Dat is zodat we onderweg de deur niet kunnen opendoen.’
Op de verjaardag waren Linda en ik de enige kinderen. Linda’s oma gaf me, nadat ik haar gefeliciteerd had, een stuk mokkataart op een groene schotel. Linda had ook mokkataart gekregen, ze leek het lekker te vinden en nam grote happen. ‘Wil je een stripboek lezen?’ vroeg Linda. Ik knikte. Er was maar een stripboek, van Suske en Wiske. Linda bood aan om het samen te lezen maar ik las veel sneller dan zij en ze vroeg na iedere pagina of ze hem al om kon slaan. Na een tijdje pakte ik de tv-gids. Ik las beschrijvingen van programma’s en een interview met een man die ik niet kende over een programma dat ik nooit zou zien. Het ging over religie. Daarna ging ik naar de wc. Op het deksel van de bril lag een geblokt kleedje. Ik ging er met mijn kleren aan op zitten. Boven mijn hoofd stond een langwerpig raampje open waardoor koude lucht naar binnen kwam. Ik hoorde mensen over het grind lopen, ze praatten met elkaar maar ik kon niet verstaan wat ze zeiden. Voor ik de wc verliet, trok ik door en waste ik mijn handen bij het wasbakje, met vloeibare zeep. Ik kende niemand die thuis vloeibare zeep had, we hadden het alleen op school.
In de kamer praatte de moeder van Linda met andere vrouw. Ze dronk witte wijn en lachte, hoog en scherp, ze lachte steeds haar grote voortanden bloot. Soms pakte ze de arm van de vrouw, die ik alleen van de achterkant zag. Linda’s vader zat op een stoel aan de kant, hij dronk bier.
Toen het donker werd, gingen we naar huis. Ik wilde liever niet in de auto, maar ik wist niet hoe ik het kon vermijden. Het was gaan regenen. De vader van Linda reed te snel en hij klaagde dat hij niets zag – het regende steeds harder, regen striemde tegen de voorruit. De moeder van Linda zei dat hij langzamer moest rijden maar daar reageerde hij niet op. Ik hield me vast aan de leuning van de deur – hij reed honderd, zag ik, terwijl we maar tachtig mochten. Buiten was alles grijs, bomen werden slierten, weilanden werden een lang weiland, koeien werden vlekken.
Opeens hoorden we een klap. De vader van Linda remde hard en vloekte. Er was een eend tegen de auto aangevlogen. In de ruit zat een ster.
‘Godverdomme, die klotevogel. Dat tyfusbeest vliegt zomaar tegen de ruit. Ik heb een ster in mijn ruit.’
De moeder van Linda probeerde hem te sussen. Ik zag uit het raam dat de eend naast de auto lag en ik probeerde de deur open te doen, maar die zat op slot. Het was een mannetjeseend. Hij lag heel stil op het natte zwarte asfalt, over zijn lichaam gleden regendruppels. De vader van Linda gaf gas en reed zo snel mogelijk weg.
‘Moeten we niet naar die eend kijken?’ vroeg ik. ‘Misschien is hij gewond.’
‘Ja,’ zei Linda, ‘die arme eend.’
‘Dat beest is toch dood,’ zei Linda’s vader, ‘godverdomme, klotebeest. Nou moet ik weer naar de garage.’
De rest van de rit waren we stil.
‘Wat ben je wit,’ zei de moeder van Linda toen we er waren. ‘Wil je een glaasje water?’ De vader van Linda zette de televisie aan.
‘Nee bedankt,’ zei ik. ‘Ik voel me niet zo lekker.’ Ik hoopte dat ze zou aanbieden dat ik mijn ouders kon bellen.
‘Het is ook al laat,’ zei Linda’s moeder, ‘gaan jullie maar lekker naar bed.’ Ze liep met ons mee naar boven en zette een stretcher naast het grote bed van Linda, waar ze een kussen op legde en een muf ruikende slaapzak. Daarna ging ze weer naar beneden, haar voetstappen klonken luid op de trap. Ik trok mijn nachthemd aan en ging in de slaapzak liggen. Linda deed het licht uit. Het was opgehouden met regenen en het was stil in de kamer, er reed alleen af en toe een auto voor het huis langs.
‘Welterusten,’ zei Linda na een tijdje.
‘Welterusten.’
Een paar jaar later hoorde ik dat de vader van Linda overleden was aan kanker. Ik reed geen paard meer in Beets, ik zat op de middelbare school en ik was niet meer met Linda bevriend. Ik dacht aan de kanker, het prakken van het eten en de eend. Het leek allemaal met elkaar te maken te hebben, ik wist alleen niet hoe.
-
Eva Meijer is beeldend kunstenaar, schrijver en singer-songwriter. In februari 2011 verscheen haar debuutroman Het schuwste dier.