In 2031 moeten tieners lachen om de tatoeages van hun hipsterouders.
Ze noemen zichzelf de Uniformen en kwamen voor het eerst op in – nee, niet Williamsburg, maar Hong Kong. Een collectief van kunstenaars, anarchisten en futuristische denkers, die zich als tegenreactie op de ik-ben-uniek-mentaliteit van de hipsters gingen kleden in identieke, lichtgrijze, ruimzittende overalls. Geen versiersels op gezicht of lichaam; halflang haar voor zowel mannen als vrouwen. (Brillen waren sowieso al passé, sinds het laseren van je ogen net zo goedkoop werd als twee glazen op sterkte.) Daarna kwamen ook de uniforme schoenen: zwarte gympen zonder veters, met dikke zolen en 100 procent waterdicht. Je bestelt alles online, passen is immers niet meer nodig.
Als man uit de hipstergeneratie en vader van twee tieners had ik dit moeten zien aankomen. Wij hipsters stonden bekend om onze hunkering naar originaliteit en authenticiteit, maar die woorden waren in de jaren twintig wel uitgehold. Ik modelleerde mijn kapsel, kleding en tatoeages naar iconen van weleer – net als de rest. Ik richtte mijn huis in met handgemaakte meubels uit streng gecureerde conceptstores – net als de rest. Ik at moeilijke gerechten met vergeten groenten en dronk IPA-biertjes van microbrouwerijen – net als de rest. Iedereen was authentiek, dus niemand was origineel. Mijn generatie was gewend deze existentiële angsten te bevechten met ironie of vluchtgedrag, maar de Uniformen omarmen deze paradox: we willen allemaal anders zijn, maar zijn daardoor exact hetzelfde.
Illustratie: Friso Blankevoort.
Nu, in 2031, zien de meeste jongeren in grote wereldsteden zichzelf als uni – niet te verwarren met uniek, een ‘vies hipsterwoord’. Mijn twee dochters zijn het ook. Ze lachen me uit om mijn tatoeages, die ik uit schaamte steeds vaker bedek. Ik moet wel wennen aan hun robotachtige levensstijl. Ze willen niet meer met hun voornamen worden aangesproken – Kaia en Luna vinden ze te hipster. Daarom verzinnen ze steeds iets nieuws, zoals een lettercijfercombinatie. De muziek waarnaar ze luisteren is een onbestemde, aritmische stroom van piepjes en tikjes. Hun slaapkamers zijn net gevangenissen: alles is wit of grijs. De meubels zijn van kunststof; ook uit de Uniform-webwinkel.
Het avondeten is een ramp. Hanna en ik proberen de meiden elke avond iets vers en vooral gezonds voor te schotelen, maar alles is ‘te biologisch’ – alsof dat een scheldwoord is. Ze hebben liever die voorgeproduceerde troep van Uniform. Hoewel voedingsdeskundigen al bij talloze praatprogramma’s hebben uitgelegd dat de U-repen veel voedzamer zijn dan alles wat wij volwassenen eten, krijg ik ze niet door mijn strot. Dus nu zit ik tegenover die grijze muisjes aan tafel: wij aan een maaltijdsalade, zij aan die repen. Ik vraag of ze niet doordraven. ‘Jullie hoeven toch niet je complete identiteit uit te wissen?’ Kaia, sorry, KRS-16: ‘Pap, toen jij jong was, werd je gepest als je er te anders uitzag. Wij kunnen opgaan in de massa. Ik ben niet bijzonder, ik ben niet raar, ik hoor erbij. En dat voelt heerlijk.’
Dit is een bijdrage van Haroon Ali (1983), journalist voor onder meer de Volkskrant. Hij schrijft veel over cultuur, psychologie, seksualiteit, media en reizen. Daarnaast is hij nogal een scifi-nerd. Zijn vorige vooruitblik, over de handhaving van de openbare orde in 2045, kun je hier teruglezen.