In 'The Hunger Games' moeten uitverkoren tieners ten koste van elkaar zien te overleven. Ondertussen laat de massa zich vermaken met het schouwspel, en als bioscoopbezoeker kijk je gefascineerd mee. Emy liet zich de nieuwste tienerhit ondergaan en zag, achter het overdadige Hollywoodsentiment, een vurig betoog tegen onze maatschappij waarin oorlogen 'echter dan echt' zijn en publieke figuren het ene moment worden bejubeld en het andere verslonden.
Kat en muis
"Winning means fame and fortune. Losing means certain death. The Hunger Games have begun." Het is de nieuwste rage in young adult fiction sinds Harry Potter het onbenoembare kwaad versloeg en vriendelijke vampier Edward zijn meisje bezwangerde in Twilight. Net als die eerdere tienerboeken zal Suzanne Collins’ The Hunger Games trilogy pas echt een wereldwijd publiek bereiken nu de eerste film uit is. Ik had een maand geleden in elk geval nog nooit van The Hunger Games gehoord. En toen ik ervan hoorde, klonk het als de Amerikaanse variant van de Japanse cultfilm Battle Royale. Ook hier moesten van de buitenwereld afgezonderde tieners elkaar vermoorden, maar in een Amerikaanse film zou dat vast gepaard gaan met meer tranen, meer uitleg en meer aanzwellende violen.
Inderdaad, Battle Royale wint het van The Hunger Games in liters bloed, en The Hunger Games in liters tranen. Maar er is een crucialer verschil: in de verhaalwereld van Amerika’s nieuwste tienerhype is er sprake van een publiek, bij Battle Royale niet. Terwijl in beide boekverfilmingen pubers worden geselecteerd om tegen elkaar te vechten tot de dood erop volgt, doen de Japanse scholieren dat zonder dat de rest van het land meekijkt, terwijl het kat-en-muisspel in The Hunger Games een nationaal uitgezonden tv-show is, compleet met presentator, jury, sponsors en een Olympische openingsceremonie. En als bioscoopbezoekers kijk je hoe die anderen toekijken. Dat maakt van The Hunger Games de meest perverse kijkervaring.
Liefde als overlevingstactiek
Schrijfster Suzanne Collins lijkt ons doelbewust te willen verontrusten. Ze raakte geïnspireerd toen ze vermoeid zat te zappen tussen een reality show en oorlogsbeelden. De vermenging daarvan, plus de mythe van de Minotaurus, aan wie jaarlijks 14 Atheense maagden werden gevoerd, vormt de kern van het verhaal. In die vermenging kan The Hunger Games worden begrepen als een uitwerking van de gedachte achter Baudrillards stelling "The Gulf War did not take place". Bij die oorlog werd voor het eerst live vanaf de frontlinie gerapporteerd door CNN, alsof de kijker er zelf bij was. Voor de Franse filosoof maakte dat van die oorlog een ‘simulacrum’, een kopie zonder origineel. De golfoorlog zou voor eeuwig verscholen blijven achter het geperverteerde beeld dat de media ervan maakten. Wie CNN keek dacht te weten wat er in Koeweit gebeurde, maar kreeg een zorgvuldig geconstrueerd verhaal te zien: wel de stoere beelden van wapens en vuurgevechten, niet die van de opengereten burgerslachtoffers. Echter dan echt.
Zo is het ook in de The Hunger Games. Het bos waar de 24 deelnemers in gedropt worden, is afgeschermd door een onzichtbare koepel en wordt vanuit de hoofdstad van een dictatoriaal regime via computers bestuurd en gemanipuleerd. Is het niet spannend genoeg, dan grijpen ze in de regiekamer in. Ondertussen word je als bioscoopbezoeker uitgenodigd mee te leven met hoofdpersonage Katniss, type jonge-versie-van-Angelina-Jolie. Ze kan jagen, in bomen klimmen en is niet te beroerd zich voor een ander op te offeren, maar heeft beduidend meer moeite met glimlachen. Vanaf het begin krijgen zij en Peeta, een uit hetzelfde gebied afkomstige jongen, van hun mentor (gespeeld door Woody Harrelson) te horen dat het erom gaat goed over te komen op het publiek. De juiste kleding (verzorgd door stylist Lenny Kravitz) en het geven van de juiste antwoorden: het speelt allemaal mee bij het winnen van de sympathie. Om daarvan gegarandeerd te zijn, zouden de twee verliefd op elkaar moeten worden. Dan kunnen ze sponsors krijgen die hen cadeaus sturen, cadeaus die noodzakelijk zijn om te overleven. Maar het moet wel overtuigend zijn: als Katniss een gewonde Peeta voorzichtig kust in de hoop daarmee een helend zalfje voor hem te krijgen, krijgen ze een kop soep van de sponsors, begeleid door een briefje: ‘Noem je dat een kus?’
Op dat moment word je als kijker op je nummer gezet, omdat jouw verwachtingen samenvallen met die van het publiek in de film: een liefdesverhaal tussen die twee gedoemde lotgenoten is precies waarop je zat te hopen. Je was het vriendje dat Katniss thuis had zitten alweer vergeten. En dat hij zei, voordat de uitverkorenen bekend waren: als we dit jaar nou eens massaal niet kijken… zonder ons zijn er geen Spelen. Waarop Katniss antwoordde dat de mensen altijd zullen blijven kijken.
Leentjebuur bij de Romeinen
Daar zit je dan. Het bioscoopkaartje kocht je vanwege de belofte op moordende tieners en nu krijg je Collins’ nauwverholen maatschappijkritiek er ongevraagd bij geserveerd. En het gaat nog verder: terwijl de geveinsde liefde het leven redt van Katniss en Peeta in dit eerste deel van de trilogie, smoort het ook een opstand tegen het dictatoriale regime in de kiem. Dat is uiteindelijk het hele doel van de Spelen, het volk eronder houden door het te vermaken. Niet voor niets heeft Collins haar fictieve land ‘Panem’ gedoopt, naar de Romeinse term panem et circenses. Gedurende de film wordt constant de associatie opgeroepen tussen ‘honger’ en ‘roem’ en wordt benadrukt hoe dat laatste in dienst staat van die 'brood en spelen'-tactiek. In het grootste deel van het land zijn bezittingen en voedsel schaars, terwijl de decadente bevolking van de hoofdstad (het Capitool) modieus gekleed gaat en copieus dineert. De Spelen zijn een bliksemafleider van werkelijke problemen. Wie ze wint zal nooit meer honger lijden en is voortaan een bekend gezicht, maar de prijs hiervoor is hoog.
Ook de fysiek verzadigde inwoners van het Capitool worden door de Spelen verder in slaap gesust. Zij verlangen naar het soort roem dat die jonge gladiatoren ten deel valt en overspoelen de deelnemers met verrukte felicitaties. Tegelijkertijd willen ze bloed zien. Die dubbelzinnige houding van de hoofdstedelingen is een uitvergroting van onze celebrity cultus, waarbij beroemdheden (van muzikanten tot politici) de ene week ‘hot’ zijn en de volgende week verscheurd worden door een meedogenloze menigte. Omdat ze dik zijn geworden, of op een lelijke manier dronken, of kaal. Omdat ze niet uit hun woorden komen, of domweg zijn gaan vervelen. De boodschap van Collins lijkt duidelijk: de Minotaurus, dat monster dat voortdurend gevoed moet worden met jong bloed, dat zijn wij. Dit verslinden wordt aangemoedigd omdat eraan wordt verdiend en het ons rustig houdt, doordat het een mentale honger, een potentieel gevaarlijke onrust stilt.
The Hunger Games doet denken aan Battle Royale, en aan parodieën op reality tv, onethische spelprogramma’s en de algehele hyperrealiteit waarin we leven, van The Truman Show tot Quiz. Ze maken ons bewust van het gemak waarmee we worden afgeleid van ons eigen leven, en van de werkelijkheid die nog ergens achter het simulacrum, het 'echter dan echt', schuilgaat. Maar deze film gaat een stap verder, zowel door de kijker te confronteren met zijn medeplichtigheid als door de toevoeging van een expliciet politieke dimensie. Gecamoufleerd door een gladde productie toont hij hoe media manipuleren en spoort hij een miljoenenpubliek aan tot rebellie. In die schijnbare tegenstrijdigheid zit de perversie van The Hunger Games. "Zonder ons zijn er geen Spelen."
--