Voor hard//hoofd bekijkt Philip Huff elke week een actuele kwestie uit de media. Vaak reageert hij op de televisie, soms op de krant, en bij regen en onweer wil de radio wel eens voorbij komen. Leidraad is: wordt de twintiger genoeg aan het woord gelaten?
Er is op het moment weer wat te doen over de basisbeurs. Dat is het bedrag dat de overheid aan studenten betaalt, om hun studiekosten en levensonderhoud (deels) te kunnen bekostigen. Ik zeg ‘deels’, want met de basisbeurs (226 euro per maand) kan de gemiddelde kamerhuur van 356 euro nog niet worden bekostigd. Dus moet je er bij gaan werken. Of geld lenen.
Waarom is er dan wat te doen over deze beurs? Welnu, het is crisis en dus moet er bezuinigd worden. Onderwijs kan daarbij niet worden ontzien, volgens sommige van onze volksvertegenwoordigers. Tofik Dibi – voor GroenLinks lid van de Tweede Kamer – en twintiger is geen voorstander van bezuinigingen, zo liet hij aan het begin van de week in een vernieuwde ochtendkrant optekenen. Hij is wel voor een verandering van het systeem. Zijn opstelling kent twee pijlers: 1) studenten moeten nu al 400 euro per maand bij lenen om rond te kunnen komen (en afschaffen van de basisbeurs leidt tot nog meer leningen, of tot meer bijbaantjes, en dus minder tijd voor de studie). 2) In het huidige systeem betaalt ‘de slager op de hoek mee aan de studie van de advocaat’. Oftewel: subsidies in het hoger onderwijs leiden tot een overdracht van geld van minder gefortuneerden naar een groep toekomstig welgestelden.’ En dat, vindt Dibi, is onzin. In plaats daarvan zou de student – met zijn inkomen dat 12 procent hoger ligt dan het gemiddelde – de investering die de samenleving in haar heeft gedaan later mogen terugbetalen.
En wel door middel van een studieheffing, bovenop de reguliere belastingen.
De upside van deze heffing is volgens Dibi dat studenten tijdens hun studietijd een inkomen krijgen waarvan ze kunnen rondkomen – geen bijbaantjes meer, dus. Later gaan ze als afgestudeerde arbeidskracht bijdragen aan het ‘inkomen’ van de nieuwe generatie studenten. Ik vermoed dat die terugbetaling aan het inkomen is gekoppeld – net als het terugbetalen in het huidige leningenstelsel.
Of je nu meer belasting gaat betalen of een lening terugbetaalt: het lijkt mij dezelfde wijn in verschillende kruiken. Geld, gegeven aan de overheid, om de studie van de inwoners van Nederland mogelijk te maken. Toen of nu.
Illustratie: Floris Solleveld
Dibi stelt verder dat in het huidige leenstelsel de verpleegkundige – de slager van Bos wordt verlaten – een groter deel van haar inkomen kwijt is dan de advocaat en dus proportioneel gezien meer betaalt. Dat een advocaat in Box 3 weer meer kwijt is van zijn inkomen dan de verpleegkundige in Box 2, en dus proportioneel ook meer betaalt, wordt onvermeld gelaten.
Met een studieheffing, stelt Dibi, betaalt ‘de medisch specialist meer dan de verpleegkundige.’ Maar dat is al lang het geval: de arts betaalt meer aan de wegen waar de verpleger ook op rijdt dan de verpleger zelf. En de meeste van zijn patiënten ook, trouwens. Dat is het gevolg van een progressief belastingstelsel.
Dat de sterkste schouders de meeste laten dragen, daar is niets mis mee. Sterker nog: het is een goed beginsel voor een mooie, sociale welvaartsstaat. Maar de sterkste schouders tweede en derde karrenspannen omhangen met onzinverhalen er bij, dat lijkt me geen goed uitgangspunt voor onderlinge eendracht onder een nieuwe generatie studenten – en bereidwilligheid te willen investeren in jezelf –(door middel van studie en arbeid) en in de maatschappij.
Want de investering van de student zelf; zijn bijbaantje – gemiddeld werkt een student twee tot drie dagen per week – plus de veertig uur studie per week, daar stapt Dibi wel erg makkelijk overheen: dat is alleen maar zielig. Maar zo gaat hij ook voorbij aan de werkervaring die vaak wordt vereist bij een sollicitatie, en die je door het GroenLinks-voorstel wordt ontnomen. Want waarom zou je als student gaan werken als je toch al een inkomen hebt?
Begin deze week maakten TNS Nipo en de Volkskrant de resultaten van een onderzoek naar de populairste bezuinigingsposten volgens de Nederlander bekend. De Koningin eindige bovenaan. Gezondheidszorg en onderwijs helemaal onderaan. Blijkbaar is het voor de advocaat, de medisch specialist, de verpleger en de slager niet zo’n probleem mee te betalen aan elkaars opleiding – sterker nog: zij zien daar de voordelen van in: de verpleegkundige en de arts, de advocaat en de slager: ze vullen elkaar aan. Ik zou het onderwerp van studiefinanciering dus lekker laten voor wat het is – met een schepje bovenop de basisbeurs, zodat inwoning en verzekering door een ieder die jong is zelf betaald kan worden. Iedereen die wil studeren, kan dan studeren, en iedereen die dat doet moet daarnaast door middel van een lening of een bijbaantje voor zijn eigen kostje zorgen. Nu of later terugbetalen.
Makkelijk zat, toch?