In 2000 was ik zestien. Mijn muzikale smaak was zich aan het verbreden; mijn honger naar nieuwe klanken, nieuwe geluiden was niet te stillen. OK Computer van Radiohead was één van de beste platen van de jaren negentig, maar sinds 1997 had de band geen nieuw werk uitgebracht. De verwachtingen voor opvolger Kid A waren torenhoog, maar de plaat waar de band uiteindelijk mee kwam voldeed aan geen van die verwachtingen. Sterker nog: het voldeed nergens aan. Kid A was volkomen uniek.
Met enig gevoel voor overdrijving kan OK Computer wellicht het muzikale sluitstuk van de 20e eeuw worden genoemd: zowel muzikaal als tekstueel een opsomming van de ontwikkelingen in veertig jaar popmuziek en een vertaling van de onzekerheden en de snelle veranderingen van het moderne leven. Kid A vertegenwoordigd dan het millenniumgevoel: de hoop en twijfel aan het begin van een nieuw eeuw – voor 11 september 2001, de oorlog in Irak, de kredietcrisis. Alles staat open.
Op Kid A slaagde Radiohead er als eerste in om een rockidioom op een volkomen natuurlijke manier te combineren met ontwikkelingen in elektronische muziek. Dat resulteerde in een volkomen nieuw, organisch geluid. Door karakteristiek akkoordgebruik, kenmerkende melodielijnen en de stem van Thom Yorke is het nog steeds overduidelijk Radiohead, maar de band heeft haar geluid binnenstebuiten gekeerd en zich opnieuw uitgevonden. Ze deed afstand van overzichtelijke songstructuren en introduceert een ongekend scala aan vervreemdende klanken, ongemakkelijke ritmes, op elkaar gestapelde partijen en onherkenbaar vervormde geluiden. Kid A is overduidelijk het resultaat van maanden, jaren studio-arbeid. Geploeter met computers, samplers en effecten. Op papier gedoemd te mislukken, maar dat het geen steriele eenheidsworst of mislukt fröbelexperiment is geworden, is de grote verdienste van de band. Niets aan Kid A is traditioneel, geen noot waarschijnlijk “live” en toch klinkt het volkomen logisch, warm, menselijk.
Kid A, het eerste echt geslaagde huwelijk tussen de indierock van de jaren tachtig en negentig en experimentele elektronica, een huwelijk waarin beide partijen bovendien gelijkwaardig zijn, droeg de belofte in zich voor een nieuwe manier van muziek maken, nieuwe wegen, nieuwe mogelijkheden. Maar, zoals dat gaat met werken waarvan je hoopt dat het ‘de toekomst’ inluidt: het bleef een eenzaam monument van lucide genialiteit. Een uniciteit zonder daadwerkelijke navolging – niet door anderen, en eigenlijk ook niet door Radiohead zelf. Maar Kid A staat nog steeds als een huis.