Dit is stuk werd 2018 gepubliceerd en is onderdeel van Hard//hoofd's best of 2018.
Koen Schouwenburg verkent aan de hand van vele literaire lotgenoten zijn luiheid. De vraag is echter of hij voor zijn luie leven kiest of dat zijn levenshouding een overlevingsmechanisme is.
'The true opponent, the enfolding boundary, is the player himself. Always and only the self out there, on court, to be met, fought, brought to the table to hammer out terms.' – David Foster Wallace, Infinite Jest
1
Ik werk niet, ik heb het te druk met zijn. ‘Wat doet u van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat?’ schreef E.M. Cioran in Geboren zijn is ongemak. ‘Ik onderga mezelf.’ Dat is wat ik doe, de hele dag: ik onderga mezelf. Ik heb gewoon geen tijd om te werken. Twee jaar geleden had ik een gesprek met een mevrouw van Randstad over werk en solliciteren. Ze ging me tips geven. Het was verplicht. Dus sleepte ik mezelf twee straten verderop naar het kantoor van Randstad. In m’n binnenpak ging ik naar buiten: joggingbroek en wit T-shirtje van Scapino. Of ik dat ook droeg tijdens sollicitatiegesprekken? Nee, ik heb geen sollicitatiegesprekken.
2
De bekendste luilak uit de wereldliteratuur is natuurlijk Ilja Iljitsj Oblomov. Hij is een personage naar mijn hart. Deze dialoog die Ilja Iljitsj met Aleksejev heeft, lijkt akelig veel op de gesprekken die ik vroeger met mijn moeder had:
‘En?’ vroeg Aleksejev opeens aan Ilja Iljitsj.
‘Wat?’
‘U bent nog steeds niet opgestaan.’
‘Moet dat dan?’
3
Marcel Proust schreef zijn romancylcus Op zoek naar verloren tijd liggend in bed. Céleste Albaret stond hem de laatste acht jaar van zijn leven bij. Ze deed alles voor hem en vroeg hem nooit of 'ie nou nog niet was opgestaan. Bij Proust was het misschien eerder zijn zwakke fysiek die hem aan z’n bed kluisterde, geen luiheid, al lijkt het er soms op dat Proust zijn fragiele gestel gebruikte als excuus om lekker te blijven liggen.
Proust was niet de enige, Truman Capote noemde zichzelf ‘een volkomen horizontale schrijver’. Ik hoorde ergens dat Connie Palmen haar boek Jij zegt het ook in bed schreef. Als je dan toch moet werken, kun je dit inderdaad beter liggend doen.
4
Liggend werken is tot daar aan toe, maar voor veel banen moet je zitten of, nog erger: staan. Bij de Gemeente Groningen moest ik eens een seminar volgen over ‘in je eigen kracht staan’, maar ik voelde het niet toen ik stond. Wel toen ik thuis op de bank lag. Vroeger heb ik wel gewerkt, een paar weken. Tijdens een zomervakantie heb ik eens een week lang achter de bar in Kabouterland te Exloo gestaan en twee weken in de bouw gewerkt waar ik zonder toezicht zoveel koffie dronk en shagjes rookte dat er geen tijd meer was om te klussen. Dat ik maar drie weken heb gewerkt in mijn leven betekent niet automatisch dat ik een makkelijk leven heb, integendeel. ‘Lanterfanten was het moeilijkste werk dat er was,’ denkt de hoofdpersoon in Yusuf Atilgans roman De lanterfanter. Met nietsdoen komen de gedachten, de reflectie, de twijfel en de vragen. Het is moeilijker om dertien afleveringen van The O.C. achter elkaar te kijken, een persoonlijk record waar ik trots op ben, dan uren achter de bar van Kabouterland te staan en mensen smerige poffertjes te serveren.
5
Les Murray schrijft in Killing the Black Dog dat hij uren in een foetushouding op de bank lag. Het duurde eindeloos om van het ene deel van het huis naar het andere deel te lopen. Luiheid? Nee, Murray beschrijft zijn depressieve toestand. Niet kunnen bewegen, niet kunnen lopen of iets ondernemen is geen keuze voor de depressieveling. Hij is niet lui, z’n ziekte ketent hem aan de bank, net als Kafka voelt hij de tralies van binnen: depressie is innerlijke gevangenschap. Depressie is een ziekte, luiheid een levenshouding. De ziekte overkomt je, de levenshouding is een keuze. Depressie is onzichtbaar en daarom misleidend voor anderen; soms draagt de depressieveling het masker van de luilak.
6
Ik onderga mezelf. De hele dag. Ondergaan is twijfel en een strijd met mezelf; ik ben mijn eigen tegenstander. Wie ben ik toch en waarom ben ik zo? Waarom heb ik dat gezegd? Dat gedacht? Zus gevonden en zo gevoeld? Waarom komen mijn handelingen niet overeen met mijn waarden? De mens is een weifelend wezen. Ik ben, en daarom pieker ik. De geest is rusteloos, een pauze van het piekeren is onmogelijk; er is geen onderbreking van het zijn, geen opschorting of interruptie. De enige stilstand is onomkeerbaar en eeuwig.
De ik-verteller van Ottessa Moshfeghs roman My Year of Rest and Relaxation probeert het onmogelijke: zij wil een pauze inlassen. Ze heeft haar ouders verloren en is in therapie bij dr. Tuttle, eerst één keer in de week, later één keer per maand omdat ze niet zo vaak de afstand naar de praktijk wil afleggen. Werken vindt ze nutteloos, het is sisyfusarbeid, en dus heeft ze haar baan opgezegd. Ze wil niks voelen en daarom blijft ze zo veel mogelijk binnen, afgeschermd van anderen. Ze flirt met de zelfgekozen dood: het idee van niet-zijn is een aantrekkelijke gedachte. Toch is de dood voor haar nog te definitief, het alternatief is isolement. Ze trekt zich terug en lanterfantert iedereen eruit; ze kijkt de film Air Force One twaalf keer, zonder geluid.
Alleen terugtrekken is voor haar niet genoeg en daarom wendt ze zich tot pillen: ‘I just wanted some downers to drown out my thoughts and judgments, since the constant barrage made it hard not to hate everyone and everything.’ Het plan is simpel: met alle pillen die ze heeft haar bewustzijn uitschakelen. De verteller gaat in winterslaap: ‘My hibernation was self-preservational. I thought that it was going to save my life.’ Ze neemt een pil en is drie dagen out. Daarna is ze een paar uur wakker en neemt weer een pil. In vier maanden is ze slechts veertig uur wakker. De pillen deconstrueren het zelf, zodat ze, verlost van het verleden, een nieuw zelf kan construeren. De verteller slaapt zichzelf letterlijk naar een nieuwe toestand waar het verleden wordt gewist. En het werkt: ‘I was nowhere, doing nothing. I was nothing. I was gone.’ Na vier maanden voelt ze zich eindelijk bevrijd en heeft ze de innerlijke tralies die haar hadden opgesloten doorgezaagd.
Niks doen om te blijven leven. Als luiheid toch een doel moet hebben, dan is dit het enige legitieme doel.
7
Luiheid als bescherming tegen het bestaan, luiheid als gevolg van existentiële angst of walging, niet de angst om iets te missen (Fear Of Missing Out), maar de angst om iets mee te maken – dat is de kern van mijn luiheid en van de luiheid van mijn vele literaire lotgenoten.
‘Luiheid,’ schreef Louis-Ferdinand Céline, ‘is bijna net zo taai als het leven zelf.’ Lanterfanten is hard werken, daarom neem ik soms een pauze, daarom loop ik regelmatig hard, daarom tenniste ik afgelopen zomer geregeld. Door af en toe iets te doen rust ik uit. Zolang ik het niet overdrijf is dat vast niet schadelijk.
Dit is stuk werd eerder gepubliceerd op 19 september 2018 en is onderdeel van Hard//hoofd's best of 2018.