In een opiniestuk in de Volkskrant zegt componist Cornelis de Bondt genoeg te hebben van het huidige culturele klimaat. Hij stopt met componeren. Permanent. Kunstcriticus Wijbrand Schaap beaamt dat er veel mis, en trekt net als De Bondt een streep. Geert van Boxtel legt hieronder uit waarom juist dat funest is.
Onlangs verschenen er twee opmerkelijke artikelen in de Volkskrant over kunst en kunstenaars in het perspectief van dit tijdsgewricht. Beide zijn, elk op eigen wijze, een verweer tegen de kille wind die de afgelopen twee jaar de onze kunstsector zo’n herfstige aanblik heeft gegeven. Opmerkelijk, omdat ze afkomstig zijn uit de sector zelf en verslag doen van de persoonlijke gevolgen van de veranderingen van het beleid én de retoriek van -met name- de Rijksoverheid en een deel (de rechterkant) van de Nederlandse politiek. Componist Cornelis de Bondt schreef op 24 oktober in de Volkskrant het artikel ‘De kunst is geen afwerkhoertje’ over het verwijt van elitarisme aan kunstenaars en de vermeende zegen van de marktwerking.
Eerder al, op Facebook, was een tekst te vinden van zijn hand, waarin deze zelfde thema’s in verband worden gebracht met zijn persoonlijke besluit te stoppen met componeren en zijn werk terug te trekken uit het publieke kunstleven. Wijbrand Schaap van het Cultureel Persburo, schreef in diezelfde Volkskrant enkele dagen eerder (20 oktober) over het slechte imago van professionele kunstenaars in relatie tot de circa 8 miljoen amateur kunstbeoefenaars die in ons land rondlopen. Deze opmerkelijke paradox duidt op een grote kloof tussen amateur- en het professionele kunstcircuit. Het gaat er mij in dit artikel niet om de alleszins redelijke stellingnames en persoonlijke standpunten van beide auteurs te bekritiseren. Beiden maken interessante en terechte punten, maar naar mijn mening verzuimen ze ook beiden écht in te gaan op de uitdagingen van de enorme kloof binnen onze cultuur(sector) die zij -elk vanuit een andere optiek- waarnemen.
Ressentiment
Wijbrand Schaap betoogt dat kunst in bepaalde opzichten populairder is dan ooit. Streetdance, schilderen, zingen of cabaret kunnen rekenen op de warme belangstelling van substantiële hoeveelheden publiek en grote scharen potentiële beoefenaars. Via programma’s als The Voice of Holland wordt zingen tot volkssport verheven en allerlei andere talentachtige shows verdringen elkaar op de televisienetten om de gunst van de kijker. Schaap constateert dat het de professionele kunstsector blijkbaar niet gelukt is om deze amateurs - die toch haar natuurlijke visvijver vormen waar het gaat om maatschappelijk draagvlak en publiekswerving - mee te nemen met behulp van de merites en mores die door de professionele sector worden ondersteund. Schaap: "[het volk wil] het recht om zelf te bepalen wat het mooi, goed, lekker of slecht vindt. Een recht dat hun ontnomen leek doordat er geld en media-aandacht ging naar mensen en instellingen die een deel van hun tijd en ruimte gebruikten om de ‘gewone man’ te vertellen dat wat hij mooi vond, feitelijk minderwaardig was."
De strafexpeditie aan maatregelen maar bovenal de gesprekstoon waarmee de afgelopen twee jaar de kunstsector is bestookt, duidt hier inderdaad op. De dictatuur van de gewone man uit zich bijvoorbeeld in de volkse, rancuneuze toon die de PVV aanslaat tegen alles wat haar niet bevalt in onze maatschappij en zeker de kunstsector, versterkt door de opzichtig gemakzuchtige VVD die dit nieuwe geluid geamuseerd waarnam en deels omarmde. Deze nieuwe ‘visie’ op de kunst -in hoge mate ingegeven door het neoliberale gedachtengoed dat deze tijd kenmerkt- past de VVD kennelijk als een nieuw, comfortabel maatpak. Enkele slecht geïnformeerde bewindslieden hebben daarop een ‘krachtig’ geluid laten horen om de kunsten ‘op te schudden’, onderwijl de snorrende camera’s tegemoet grijnzend met nog meer heerlijk, heldere, holle kretologie.
Conformisme is bon ton in ons land. Het volk heeft in onze tijd áltijd gelijk en zeker wanneer het volk makjes en volgzaam achter haar leiders loopt, krijgt datzelfde volk de ene veer na de andere in het achterwerk gestoken van haar ‘leiders’. Dus deed het - inmiddels vorige - kabinet wat het volk wil. Kunst moet voldoen aan de universele principes van de marktwerking, kunst moet niet te moeilijk zijn want dat staat de publieke waardering (uitsluitend uitgedrukt in harde bezoekerscijfers) in de weg en kunst moet vooral inhoudelijk niet al te veel haar eigen eigenwijze koers volgen want dan ontbreekt het ‘maatschappelijk draagvlak'. De te verdelen kunstsubsidies - sterk verminderd in volume in de laatste twee jaar - zijn nog net niet afhankelijk gemaakt aan de resultaten van een publieksenquete.
Tattoo door Wim Delvoye
Uitleg
Het is niet meer dan terecht dat Cornelis de Bondt ageert tegen de toon, inhoud en vorm waarmee de huidige politiek, met de VVD en haar neoliberale mantra’s voorop, het kunstbedrijf kappitelt. En De Bondts’ zet is wellicht zijn enige wapen om zich daar tegen te verweren: door zijn medewerking aan dit systeem op te schorten, zijn werk als componist te staken en zijn geschreven oeuvre aan het publieke domein te onttrekken: "Wat mijn persoonlijke afscheid betreft, ik heb hier lang over nagedacht, niet alleen over puur persoonlijke aspecten, maar ook over de positie van het componeren, de hedendaagse muziekpraktijk en meer in het algemeen: kunst, onderwijs en wetenschap. Uiteindelijk kan ik er niet omheen om terug te keren tot een blanke, lege ruimte. Niet omdat ik zelf leeg zou zijn, maar omdat de ruimte waar ik mij in moet gaan bewegen dat moet zijn. Daarom heb ik besloten al mijn werk terug te trekken, uit de catalogus van Donemus te halen en zoveel als mogelijk uit de publieke ruimte te verwijderen."
Schaap sluit zijn artikel af met de volgende zinnen: "Ik ben kunstcriticus, en zal hartstochtelijk blijven roepen dat massakunst en fabrieksmusicals verderfelijk zijn. Maar ik vrees dat ook is aangetoond dat je geen betere, kunstzinniger bevolking krijgt door iedereen kunstzinnig te willen maken." Zowel Schaap als De Bondt trekt een streep. Achter die streep vervalt hun idee over wat kunst vermag te zijn in onze maatschappij. De kloof - die tussen de professionele sector en de amateurbeoefenaars bij Schaap of die tussen de kunst en de maatschappij in veel bredere zin bij De Bondt - is gesignaleerd maar wordt niet overgestoken. Toch zijn het juist de reacties van Schaap en De Bondt die duidelijk maken wat er schort aan het kunstleven of onze opvatting wat een kunstenaar dóet met zijn ambacht. Uiteraard: het is géén pretje om steeds maar weer te moeten uitleggen wat de relevantie is van jouw werk als kunstenaar, in dit geval componist. Of steeds maar weer hetzelfde onbegrip te moeten trotseren (ik geef het de kapper te doen; elke dag twintig keer vertellen waarom je doet wat je doet omdat je werk zo slecht zichtbaar is in het maatschappelijk leven).
Maar het is precies dát wat nodig is: uitleggen wat je doet. Steeds weer en steeds opnieuw. Voor nieuwe generaties, voor nieuwe Nederlanders en voor wie het verder maar wil weten. In alle vormen, talen en op alle platforms die je je kunt voorstellen. Zoals Schaap constateert, zijn we dáár ergens mee opgehouden, óf we hebben het niet goed gedaan óf dan toch in elk geval niet goed genóeg. De lacune die Schaap constateert is een enorme ruimte: een kloof van onbegrip, sociaal onvermogen en taalverwarring tussen verschillende kunstopvattingen die lastig te dichten is. Het ‘volk’ (ik zucht eventjes) wil graag haar creatieve vermogens aanspreken en inzetten, maar heeft daarvoor haar eigen culturele artefacten gerealiseerd omdat de voorbeelden uit de kunstwereld niet voldeden. Tv-soaps, musicals, De Toppers maar ook Bløf of Tussen kunst en kitsch: dit zijn de vormen en de structuren die als blauwdruk dienen voor de creatieve geesten in onze maatschappij en niet de kunst die aan de academies, conservatoria of toneelscholen wordt gedoceerd. Veel - maar zeker niet alle - moderne kunst is een verdieping of cultivering van ideeën, principes en werkmethoden die behoren tot het domein van de kunstenaar zelf. Gebaseerd op een Romantisch idee van de geniale kunstenaar, losgezongen van praktisch nut, wereldlijke beslommeringen of een al te eenduidige esthetiek. Het gewicht van de cultuurgeschiedenis weegt zwaar in elke nieuwe bijdrage die kunstenaars eraan toevoegen.
Wie dom wil zijn, kan dat
Maar is die kloof wel zo nieuw? Is dit niet altijd al zo geweest? Is ‘het volk’ in welke periode in onze moderne geschiedenis dan ook niet altijd onwetend geweest van wat de ‘grote kunstenaars’ maakten? Werd Beethovens Eroïca op de straat geneuried in het begin van de 19e eeuw? Liepen er fabrieksarbeiders warm voor Becketts stukken toen ze werden gepubliceerd? Werd Willem De Koonings stijl onmiddelijk door krassende kleuters overgenomen? Ik dacht het niet. Wat veel schrijnender is in deze tijd, is het feit dat we zulke akelig goed functionerende media hebben, dat we - nieuwsgierige, gecultiveerde, opgeleide mensen - niet kunnen geloven dat mensen genoegen nemen met iets wat in onze ogen ‘minderwaardig’ is. We denken eenvoudigweg dat we nu, met deze snelle, efficiënte middelen, álles aan de man kunnen brengen. Aan wie dan ook. Op welk moment dan ook. Het idee dat álles verkoopbaar is, is uiteraard ook afkomstig uit de neoliberale ideologie.
En juist dát valt dan enorm tegen. Met onze fenomenale media lukt het niet om álles te verkopen. Zoals het ook niet lukt om iedereen op de wereld duidelijk te maken dat de wereld echt ouder is dan 6000 jaar, dat het zinvol is om een opleiding te volgen, dat blanke mensen niet per definitie slimmer zijn dan anderen, dat het eten van McDonalds wellicht toch wat minder gezond is dan zij zelf zeggen of dat er behoorlijke risico’s kleven aan kernenergie. Zoals onder meer Umberto Eco onlangs al ergens betoogde is het internet geen garantie voor een goed geïnformeerd publiek: wie dom wil zijn, kan dat ook in onze tijd nog steeds moeiteloos. Of misschien nog wel makkelijker dan ooit tevoren. Informatie en noninformatie zijn steeds lastiger te onderscheiden van elkaar.
Daal af
Ik begrijp wat Wijbrand Schaap en Cornelis de Bondt zeggen. Ook ik voel dat de gelaagdheid van veel kunst, de complexiteit van meerdere gelijktijdig optredende betekenissen en associaties, de verwarring, de irrationele geluksmomenten die zich soms voordoen bij het lezen, luisteren of kijken, onmiskenbaar onderdeel zijn van ‘grote’ kunst. En dat die rijkheid zo vaak ontbreekt in veel populaire, culturele gedragingen waarin persoonlijkheid, directheid en stijl zo belangrijk zijn geworden. Maar ik lees in de woorden van Schaap en De Bondt ook vermoeidheid, een al dan niet bewuste onwil en een zeker gebrek aan flexibiliteit in het positioneren van hun kunstbegrip. 'Dat grote gapende gat van onkunde, kennisachterstand en gebrek aan inzicht? Laat maar. Ik doe niet mee. Dat is niet mijn publiek. De mensen zijn te dom. Niet mijn verantwoordelijkheid.' Geen citaten, maar dit zijn wel het soort geluiden die uit de mond van kunstenaars op te tekenen zijn.
Ik zou binnen dit debat een opvatting van kunst willen voorstellen die afwijkt van het idee van een overzichtelijke set Geniale Kunstwerken of een praktijk die voorbehouden is aan experts die ervoor ‘doorgeleerd’ hebben. Ik zou kunst willen zien als een bijzondere, toegespitste vorm van creativiteit. Creativiteit heeft iedereen. Maar om van die creativiteit kunst te maken, moet er gewerkt worden. Ik meen dat in een tijd waarin een kloof zoals die wordt beschreven door Schaap en De Bondt is ontstaan, het tijd is om kunstenaars deze expliciet in kaart te laten brengen. In plaats van langs de afgrond staan om de diepte van de kloof te monsteren, zouden ze er in moeten afdalen. In plaats van te trachten de kloof te vermijden en te bekritiseren, moeten we er dwars doorheen. In plaats van de kloof te ontkennen, moeten we volmondig aanvaarden dat er veel werk aan de winkel is dat wellicht iets anders van ons vergt dan we ooit hoopten. En of dat nou kunst heet, educatie, communicatie, creativiteit of participatie, is eigenlijk helemaal niet zo belangrijk.
We leven in een tijd die een permanent flexibele instelling van ons en onze kwaliteiten vraagt en waarin voor eeuwen vaststaande begrippen hun oorspronkelijke betekenis dreigen te verliezen. Dat geldt voor een groot deel van de maatschappij en zeker voor de cultuursector. De ‘gemeenschappelijke ruimte’ die De Bondt wil verlaten, bestaat nauwelijks meer: de concert- of theaterzaal als natuurlijke plek om muziek te beluisteren is vervangen door internet. De scheiding tussen kunstenaar en publiek is vervaagd: men zet liever zijn of haar creativiteit om in concrete daden of objecten. Het verschil tussen amateur en professional verandert daarmee uiteraard ook. Het rijke palet aan kwaliteitscriteria waar de kunstbeschouwing zich altijd aan vasthield, wankelt. En daarmee ook de door Wijbrand Schaap beschreven noodzaak tot ‘verheffen’ van het volk. Ons hele kunstbegrip - nog altijd stevig gegrondvest in wat een klassieke cultuuropvatting mag heten - staat te schudden. Ik denk dat je het als kunstenaar, kunstbeschouwer of kunstliefhebber eenvoudigweg niet kunt permitteren geen bijdrage te willen leveren aan de dynamiek die dat oplevert. Natuurlijk moeten we met z’n allen ons best doen alles wat we van waarde vinden in de kunsten, méé die kloof in te nemen. En zo, om met De Bondt te spreken, weer opnieuw op zoek gaan naar de "ervaring van schoonheid en troost door de projectie van onze persoonlijke beleving". Maar het start met het accepteren van het niemandsland dat voor ons ligt.
Dit stuk verscheen eerder op de blog van Geert van Boxtel. Hij is dramaturg en was eerder productie- en zakelijk leider in de podiumkunsten.