Kinderen waren wij, zo’n tien à twaalf in getal, en onze ouders waren onderling bevriend. Met drie kroostrijke gezinnen streken wij jaarlijks twee weken neer op het zonovergoten strand van IJmuiden, Noordwijk of Bergen aan Zee. Het was de tijd waarin zonnebrandmiddelen nog geen gemeengoed waren, eerder luxe. Er circuleerde zegge en schrijve één bruinglazen flesje Ambre Solaire binnen dit gezelschap, waarvan vrijwel alleen de moeders zich bedienden. Hun grootste genoegen was om, in de luwte van een door de vaders opgetrokken windschermpje, urenlang in de zon te liggen met de heimelijke wens ’s avonds als bruinste uit de strijd te komen.
Intussen leefden wij ons uit in de branding, waar onze lijfjes eerst roze, dan rood en vervolgens vuurrood kleurden. Maar al konden wij de eerste nachten nauwelijks slapen van de pijn en liepen wij een paar dagen lang de vellen van elkaars rug te plukken – niemand die er een woord aan vuil maakte. Verbranden hoorde bij de zomer, zoals griep bij de winter hoorde. Van UV-straling had nog nooit iemand gehoord.
Later, toen ik mijn zonnebrandolie al een tijdje zelf kocht, heb ik de zon nog één keer van zijn ongenadige kant gezien. Ik was verliefd en voor het eerst met mijn vriendje op vakantie, aan de Côte d’Azur. Een paar weken daarvoor had hij zijn enkel gebroken. Het gips was er net af en de dokter had gezegd: ‘uit de zon blijven!’ Uit de zon blijven? Aan de Côte d’Azur?! In korte tijd was zijn voet zo rood en dik dat we er bang van werden. Weldra zat ik, na tussenkomst van een arts, aan het ziekbed van mijn geliefde in plaats van met hem de disco’s af te struinen. Ik gaf hem verkoelende drankjes, verzorgde zijn voet en zwachtelde die liefdevol in. Toen hij genezen was, moesten we weer naar huis.
Aan dit alles moest ik denken toen ik op een van de schaarse zomerse dagen van deze maand met wattenschijfjes op mijn ogen in de zon lag, van top tot teen ingesmeerd met factor 50. Wetenschappers hebben ons immers geleerd dat de zon weliswaar onze vriend is, maar alleen als we hem met mate aanbidden. Zoals wij ook alleen nog met mate van andere aardse geneugten mogen proeven, en van sommige zelfs helemaal niet meer. Roken, drinken, zout, zoet, vet – tegenwoordig is veel lekkers in de eerste plaats gevaarlijk. Dat je dat jammer vindt of dat je je er persoonlijk niet al te veel van aantrekt, kun je in sommige kringen beter niet hardop zeggen. Ook niet dat het hele leven gevaarlijk is en dat je jezelf, als je ieder risico wilt vermijden, het beste kunt opsluiten in een stof-, rook-, ei- en asbestvrij huis en contact met daglicht tot een minimum beperken.
Op roken staan al boetes. Verzekeringsmaatschappijen overwegen kortingen bij een gezonde leefstijl. Ik vrees de dag waarop zonnebaden – eerst nog alleen tot 14.00 uur, daarna tot zonsondergang - verboden zal zijn; waarop overtreders dubbelzwaar worden bestraft indien binnen een straal van 50 cm. ook alcohol wordt aangetroffen.
Ach ja, toen de zomers nog zomers waren. En toen we onze onschuld nog hadden. Vooral dat.
Trudy Kunz werd in de jaren tachtig en negentig bekend door haar werk voor Libelle en Marie Claire. Voor Plus Magazine was zij bijna vijftien jaar columniste. Zij publiceerde meerdere interviewbundels en in 2013 verscheen haar eerste roman, Kroniek van een bange liefde. Als pensionado zonder pensioen verdeelt zij haar tijd, net als daarvoor, tussen schrijven, schilderen en ander (on)nuttigs.
Reinout Dijkstra is illustrator uit Zwolle. Hij maakt tekeningen, schilderingen, foto's en soms ook nog een klein tekstje. Zijn werk is geaard in zijn eigen ervaringen, hij geniet van dingen als lichtval, kleur en is niet vies van een grapje.