Op een vrijdagmiddag ging ik gezellig bij mijn zus en zwager logeren. Laptopje mee, want ik wilde nog iets afmaken. Terwijl het kookgrage duo zich aan de voorbereidingen voor het avondmaal zette, klapte ik aan de tuintafel mijn apparaat open. Over een uurtje – ruim voor de deadline van maandag - zou de klus geklaard zijn.
Dat had ik gedacht.
‘Iiieuw,’ zei het ding, zodra ik het had opgestart. Het klonk als een doodskreet en dat was het ook, want tegelijk met het geluid stierf ook het beeld zachtjes weg. Na twintig nieuwe opstartpogingen begreep ik: alleen digitale hartmassage kon mijn laptop nog aan de praat krijgen, en daarvan kenden noch ik noch mijn zus of zwager de finesses.
Probleem: hoe vond ik zo snel een computerdokter, hier, op het platteland, en dan ook nog op vrijdagmiddag?
Bij de grote jongens in de dichtstbijzijnde stad kwam ik als verwacht niet verder dan een bandje; de genoemde wachttijd was hemeltergend. Maar na wat nerveus speurwerk stuitte ik op een adresje, dat er op het scherm van mijn zus uitzag als een gewoon woonhuis, in een gewone straat. Er bleek ook een gewoon mens te wonen: iemand die zelf de telefoon opnam, met zijn eigen stem ‘Goedemiddag’ zei en mijn hartekreet – ‘Help!’ - beantwoordde met het onvoorstelbaar menselijke ‘Komt u maar langs met die laptop, dan gaan we het voor u oplossen.’
‘Vergeet je portemonnee niet!’ riep mijn zwager me veelbetekenend na. Ieder weldenkend man staat immers argwanend tegenover zoveel welwillendheid. Maar in tijden van nood leert men zijn nieuwe vrienden kennen, en hoe hoog de rekening straks ook mocht uitvallen, ik had de onbekende helper nu al in mijn hart gesloten.
De deur in kwestie stond, zoals het een spoedeisende hulpdienst betaamt, al op een kier toen ik aankwam. Liefdevol nam de dokter de zieltogende patiënt van mij over en vleide hem op de operatietafel: een wandplank in zijn voormalige garage, waar het een janboel van jewelste was maar waarin hij, dat zag je meteen, feilloos de weg kende.
Zoals gevreesd bleek de patiënt, mijn dierbare metgezel sinds tien jaar, niet meer te redden. Ik kreeg de tijd om ‘onder het genot van een kopje koffie’ afscheid van hem te nemen. Gelukkig konden zijn nog werkende organen worden overgeheveld naar een fonkelnieuw exemplaar, dat me vanaf een andere plank verwachtingsvol stond aan te kijken. De operatie zou wel even duren, maar geen nood – het eten bij mijn zus zou er straks nóg lekkerder door smaken.
En terwijl zijn kundige handen hun werk deden, kreeg ik op het mij toegewezen klapstoeltje tussen de dozen een visioen. Ik zag een wereld voor me waarin de menselijke maat tenslotte had gezegevierd; een wereld waarin de klant niet langer een lastige vlieg was die, vanwege zijn vertragende werking op het arbeidsproces, zo snel mogelijk moest worden doodgemept. Ik zag een land voor me, waar iedere straat wel een paar zolderkamers, tuinhuisjes of pipowagens telde als bescheiden huisvesting voor een vriendelijke professional die daar, zingend van arbeidsvreugd, zijn specifieke service verleende aan een medemens in nood. Ik zag files verdwijnen, ijskappen opvriezen, bonussen verdampen, uitkeringen overbodig worden. Ik zag …
‘Dat is dan 874 euro 65, inclusief 23% BTW,’ klonk het ineens naast mijn oor.
Prompt dacht ik aan de blik van mijn zwager. Maar ik was uit de brand. En de dokter had geen arbeidskosten berekend! Met dat wapenfeit zou ik mijn verhaal straks beginnen.

Trudy Kunz werd in de jaren tachtig en negentig bekend door haar werk voor Libelle en Marie Claire. Voor Plus Magazine was zij bijna vijftien jaar columniste. Zij publiceerde meerdere interviewbundels en in 2013 verscheen haar eerste roman, Kroniek van een bange liefde. Als pensionado zonder pensioen verdeelt zij haar tijd, net als daarvoor, tussen schrijven, schilderen en ander (on)nuttigs.

Rosanne van Leusden is illustrator, wonend en werkend in Amsterdam.