"Wat vervelend voor u," glimlacht de mevrouw van het burgerloket meewarig. Ik ben nummer 93 en wacht al vanaf nummer 75 om mijn huis en parkeervergunning over te zetten op naam van mijn ex. Voor dat soort handelingen moet je bewijzen dat je in ieder geval een half jaar geliefden bent geweest. Gelukkig niet door, zoals ik al paniekerig voor me zag, de berichtengeschiedenis in mijn telefoon uit te draaien, maar gewoon met bankafschriften van de en/of-rekening.
De afschriften van zes maanden terug geven een droog financieel verslag van onze vakantie op de Wadden. Brandts ijsco's, staat er. Vier euro vijfenzeventig. Strand Noord. Vijfentachtig euro. Dat was met die lekkere fles wijn (wat er later nog één werd). Het uitzicht was ansichtkaartmooi en het regende pijpenstelen. De watergeulen over de ruiten van de strandtent deden de gegrilde vis eigenlijk alleen nog maar beter smaken.
Ik slik een paar keer als ik kijk naar de flarden van wat mijn leven een tijdje geleden nog was en dan zegt de baliemedewerkster dus 'wat vervelend voor u'.
Het is niet eens zo dat ik spijt heb van mijn beslissing om te gaan, maar voor ik het weet barst ik aan het burgerloket, met minstens dertig wachtenden achter mij, in janken uit. En dan ook nog eens janken van het goorste soort, met hardop snikken en snot. De mevrouw, volgens haar naambordje heet ze Janice en ze heeft perfect gemanicuurde handen, weet niet zo goed wat ze met me aan moet en kijkt even om zich heen alsof ze iemand zoekt. Schuift me dan met veel spijt in haar ogen het nieuwe contract toe.
Niet eens veel later gebeurt het me goddomme nog eens. Ik woon inmiddels net één dag in mijn nieuwe huis en word tegenover mijn ook nieuwe Albert Heijn aangereden door een andere fietser, die mij vervolgens - heel kort samengevat - een niet gering aantal keer kankerhoer noemt, mijn fiets nog tweemaal ramt met zijn voorwiel, me vol in mijn gezicht spuugt en weer wegrijdt. Voor ik er erg in heb is dit allemaal gebeurd zónder dat ik terug kon spugen of zelfs ook maar iets beledigends wist uit te brengen. Mijn fantasieën over Laura de Superheld, die in zulk soort situaties direct haar fiets neergooit om de belager zijn strot dicht te knijpen en plat op de grond tot excuses te dwingen, vervlogen even vlug als Superman verdwijnen kan.
Het enige wat ik nog kon doen, bedacht ik (vooral toen ik zag dat ik toevallig precies tegenover het politiebureau stond), was aangifte.
Achter de balie stond een verschrikkelijk aardige agent met roze wangen en blonde krullen.
“Was eerst maar even uw gezicht,” zei hij nadat ik de situatie uit de doeken had gedaan.
Driftig boende ik in het bezoekerstoilet van het politiebureau de rochel van mijn wang en uit mijn hals, spoelde de dikke klodder van mijn zonnebril. Met de TORK-rol die maar een klein stukje per keer kon worden uitgerold kreeg ik mijn gezicht net wel maar mijn hals net niet helemaal droog, maar goed.
Wilde ik een glas water? Ik knikte dankbaar. “Belangrijker nog, gaat het eigenlijk wel een beetje?” De agent met de lieve roze wangen keek meewarig naar me en daar kwam het dus weer. Een niet te verbijten huilbui. Voor de tweede keer ging ik naar het bezoekerstoilet, om opnieuw mijn gezicht te wassen en mijn neus te snuiten. Dik en grijzig snot, anders dan bij een huis-tuin-en-keuken-huilbui. Angstsnot? Zelfmedelijdensnot? Ontladingssnot? Alle-ellendesamengevatsnot. Afijn. De politieagent wist gelukkig wel heel goed hoe je met huilende mensen om moet gaan en ik had me redelijk snel weer herpakt. Gaf het signalement, liet mijn in elkaar geramde fiets zien en knikte mee bij de woorden straatterreur en mishandeling. Dit was mijn wraak, waarschijnlijk stond het toevallig ook nog allemaal op de beveiligingscamera van het bureau, zodat ze hem misschien nog zouden pakken ook. Ik voelde me lichter en kon weer lachen.
“Heb je thuis wel iemand waar je even mee kunt praten?” vroeg de agent toen ik opgemonterd het bureau uit wilde lopen. Ik zag mijn nieuwe woning voor me. De plek waar ik voor het eerst in vijf jaar alleen zou gaan wonen. Waar de dozen nog in stapels van zes hoog in de kale ruimte stonden. Nou goed, het laat zich raden. Voor de derde keer in een half uur bezocht ik het bezoekerstoilet van het politiebureau. TORK-rollen zouden echt verder uitrolbaar moeten zijn.