Een van mijn goede voornemens voor het nieuwe jaar is om socialer te zijn. Nu kan ik aardig sociaal overkomen als ik met vrienden in de kroeg zit, maar in het dagelijks verkeer ben ik een zombie die uitsluitend gesprekken voert in zijn hoofd. Het is niet zozeer dat ik verlegen ben, maar koetjes en kalfjes blijf ik lastige onderwerpen vinden. ‘‘Groet gewoon eens wat mensen,’’ moedigt mijn vrouw mij aan. Wonderbaarlijk genoeg is zij altijd potentie in mij blijven zien. ‘‘Je krijgt er zoveel voor terug!’’ Wat ik ervoor zou krijgen weet ik niet, maar het valt allicht te proberen.
Vandaag is de eerste dag van de rest van mijn leven. Zoals elke woensdagochtend heb ik mijzelf met veel weerzin naar de sportschool gesleept. Voor de verandering heb ik mijn koptelefoon thuisgelaten, want muziek mag mijn beweeglijkheid dan wel stimuleren, het sluit mij nog verder af van de wereld dan ik vanuit mijzelf al doe. In plaats van stapels coupons die driftig geteld worden op het televisieschermpje voor me, bestudeer ik de mensen om mij heen, terwijl mijn voeten heen en weer trappen. Ik ken bijna iedereen van gezicht, al weet ik niet wie ik zou herkennen met normale kleding aan. Dan zie ik de snackbarman. Het zou niet vreemd zijn om hem te groeten; ik ben immers een vaste klant.
De snackbarman zit in een stoel die hij met zijn buikspieren eerst een aantal malen naar links en dan naar rechts draait. Elke keer dat ik mijn ene hand opsteek – met mijn andere hand de grip op het rubber verstevigend, zodat ik niet omkukel – draait hij net weg. Ik overweeg om deze moedige eerste poging tot sociaal contact in een plek die geen kroeg is, maar als mislukt te beschouwen. Dan bedenk ik dat enkele medesporters mijn gebaar gezien kunnen hebben. Ze zullen denken dat ik gek ben, waarmee elke mogelijkheid tot toekomstig contact in de kiem gesmoord is. Daarom houd ik mijn adem in tot de snackbarman mijn kant op draait en roep dan: ‘‘Hé, hallo!’’
God, wat klinkt mijn stem hard. Enkele mensen kijken mij met hun bezwete gezichten verbaasd aan. Ik wijs naar de snackbarman, om duidelijk te maken dat het voor hem bedoeld was. Hij lijkt niets te hebben gehoord.
Terwijl mijn voeten van de zenuwen extra hard trappen, schraap ik mijn keel en bulder dan door de sportzaal: ‘‘Voor drie euro patat zonder, een frikandel speciaal met extra veel curry en een groentekroket.’’
Illustratie: Merlijn van Bijsterveld
Een instructrice komt naar mij toelopen. ‘‘Gaat alles goed? Het is goed dat je je frustraties eruit gooit, dat gevecht met die calorieën mag ik graag zien, maar je zorgt voor overlast.’’
‘‘Nee, nee,’’ grijns ik geruststellend, ‘‘ik had de akoestiek hier een beetje onderschat, maar ik wilde alleen hem even groeten.’’ Ik wijs weer naar de snackbarman, die net van zijn apparaat is gestapt en zijn gezicht dept met een handdoek.
‘‘Als jij zo graag met hem wil praten, waarom loop je dan niet gewoon even naar hem toe?’’
Ik wil de instructrice uitleggen dat het mij niet om een uitgebreid gesprek te doen is, enkel om wat vluchtig contact tussen buurtgenoten. Toch stap ik af en loop met haar mee naar de snackbarman.
‘‘Babik, ken jij deze jongen?’’ Babik kijkt me aan als een hoogbejaarde man die in een slijterij gevraagd wordt zich te legitimeren. Zijn zweet ruikt pittig.
‘‘Normaal heb ik een grote groene jas aan,’’ leg ik uit. ‘‘Zo om de week kom ik eten bij je halen. Eergisteren heb ik dat nog gedaan. Heerlijk was het weer.’’
Ik wacht tevergeefs op een blik van herkenning.
‘‘Eten bij mij halen? Waar heb jij het over?’’
Dan zie ik dat het de snackbarman helemaal niet is.
‘‘Sorry,’’ stamel ik, ‘‘wat ongelooflijk stom. Ik verwarde u met een andere Turk, ook met zo’n mooie snor.’’
In het gezicht van Babik maakt verwarring plaats voor ergernis. Zijn snor trilt ervan.
‘‘Ik ben een Koerd!’’ snauwt hij.
Ik kijk om mij heen. Iedereen in de zaal is gestopt met bewegen en slaat het gesprek gade. Alleen achterin heft een kreunende kerel onverstoorbaar zijn gewichten.
‘‘Nou ja, Turk, Koerd, wat doet het er ook allemaal toe?’’ lach ik hartelijk. ‘‘Ik wilde alleen maar vriendelijk doen! Nog een prettig nieuw jaar!’’
Zonder mij om te kleden ga ik naar huis. Morgen is er weer een dag.