De witbebaarde professor die mij op tv kwam vertellen hoe ik zo oud als Methusalem kan worden, heeft geen grammetje vet op zijn botten. Samen met een al even graatmagere, 51-jarige dame die er uitzag als 71, peuzelde hij bij wijze van lunch een paar bessen uit een kommetje. Want, sprak hij knipogend in de camera, ‘we moeten natuurlijk wel goed blijven letten op wat we eten!’
Een paar dagen eerder had ik via hetzelfde beeldscherm al van een andere deskundige gehoord hoe ik het in de liefde anders en beter kon doen. Hoewel zij via haar ouders had geleerd wat lijden was, keek zij erbij alsof zij in al die zestig jaar van haar leven nooit door enig kwaad van betekenis was aangeraakt. Haar blijde boodschap was dat een gelukkige, harmonieuze partnerrelatie mogelijk is, mits je je aan haar recepten houdt.
Beide leermeesters wierpen me terug in de tijd dat ik, om mijn leven wat meer sturing te geven, te rade ging bij diverse goeroes en denkers.
Zo logeerde ik eens bij een spirituele leefgemeenschap in het Schotse Findhorn waar ik, zo beloofde de folder, de zin van het leven beter zou leren begrijpen. Met een groep mede-tobbers vulde ik er de dagen met wandelen, mediteren, ramen lappen, vloeren dweilen en wc’s schrobben. Dit alles moest ‘met liefdevolle aandacht’ gebeuren, omdat je alleen dan ‘als nietig individu’ een waardevolle bijdrage kon leveren aan het universum.
Veel wijzer werd ik er niet van. Wel beter in het huishouden.
Een andere keer schreef ik me, optimistisch als ik ben, in voor een ‘Cursus in Wonderen’. Daar leerde ik om me bij alles wat ik doe of zeg af te vragen: ‘ga ik voor mijn gelijk, of ga ik voor liefde?’ Het juiste antwoord was natuurlijk ‘liefde’ – niets nieuws voor mij, kind van de flower-power-/love and peace-generatie. Nu moesten alleen de wereldleiders nog tot dit inzicht komen.
Een uiterste poging mezelf te vervolmaken deed ik bij Landmark. Deze uit Amerika overgewaaide beweging leerde mij: kom van die tribune af en word zelf speler. Kijk, daar had ik iets aan. Want mensen zoals ik, die het liefst met rust worden gelaten, zitten voor ze het weten aan de kant zijlijn van het Leven te suffen tot de dood erop volgt.
Sindsdien red ik me redelijk wel. Ik ken mijn feilen, tel mijn zegeningen en hoop het met vallen en opstaan nog een tijdje leuk te hebben. Goeroes van nu zullen me worst wezen. Fuck die baardaap van de televisie die wil dat ik reteblij honderd word, via onthouding van alles wat ik leuk en lekker vind. En fuck die leermeester in de liefde die het ook allemaal zo goed weet. Als ik met of zonder haar lessen nog een gebroken hart krijg, dan moet het maar. Ongeluk, pijn, builen en butsen – zie er maar mee te leven. Als ik het nu nog niet weet, wanneer dan wel?

Trudy Kunz werd in de jaren tachtig en negentig bekend door haar werk voor Libelle en Marie Claire. Voor Plus Magazine was zij bijna vijftien jaar columniste. Zij publiceerde meerdere interviewbundels en in 2013 verscheen haar eerste roman, Kroniek van een bange liefde. Als pensionado zonder pensioen verdeelt zij haar tijd, net als daarvoor, tussen schrijven, schilderen en ander (on)nuttigs.

Rosanne van Leusden is illustrator, wonend en werkend in Amsterdam.