Ik ben net enthousiast bezig met de ‘halve God van de vissen’, als er in mijn oor wordt gesist. ‘We doen alle houdingen sámen,’ hoor ik, ‘maar jij luistert niet. Onze rechterhand zweeft nog IN DE LUCHT.’ Ik kijk naar mijn rechterhand. Die zweeft helemaal niet meer in de lucht. Die is al om mijn been geslagen. Oei. De instructrice loopt met vinnige stapjes bij me vandaan en richt zich weer op de groep. ‘Haast en zelfoverschatting zijn de ziektes van onze tijd,’ zegt ze. ‘Er wordt echt heel, heel slecht geluisterd deze keer.’
Ik luister slecht, ik heb altijd haast, ik overschat mezelf. Tenminste: als het op yoga aankomt. Wie denkt dat al die houdingen over innerlijke rust gaan heeft het mis; ze wakkeren juist de slechtste eigenschappen in jezelf aan. Yoga – en dan vooral de bikram-variant in een ruimte van veertig graden waar ik me sinds kort mee folter – gaat over onder ogen komen wat voor plankerig, doof en onbehouwen monster je bent. Over hoe je dacht te weten wie je was, en ontdekken dat je alles bent behalve dat.
‘En nú slaan we allemaal onze rechterarm over onze linkerknie. Blijf je blik focussen op één punt. Práchtig alignment Myrthe,’ hoor ik de instructrice zeggen tegen de twijgranke vriendin die me wekelijks in dit yoga-avontuur vergezelt. ‘Zó is de Ardha matsyendrasana bedoeld.’
Tergend langzaam sla ik mijn hand om mijn knie. Zonder uit de houding te vallen loer ik naar Myrthe. Ik moet denken aan een biologieleraar van vroeger die eens tegen de klas zei: ‘Iduna vindt grapjes belangrijker dan het afweersysteem. Terwijl wij hier allemaal echt niet zonder afweersysteem kunnen, en heel goed zonder de grapjes van Iduna.’ De klas lachte. Het kwam hard aan. Ik had in die dagen net humor als sociaal bindmiddel ontdekt, het had mij de ogen geopend, maar ik bleek helemaal niet grappig te zijn. Teruggefloten worden zonder enkel besef van overtreding – het heeft me altijd grote schrik aangejaagd.
‘Ik werd helemaal opgefokt van haar,’ zeg ik in de kleedkamer tegen Myrthe. ‘Ik kom hier om zielsvrede te vinden en mijn energiebanen een beetje te liefkozen, maar er wordt een ongehoorzaam kind in me gezien. Ik heb daar zo’n hekel aan. Volgens mij zijn alle yoga-instructeurs eigenlijk machtsbeluste types die op leedvermaak uit zijn en ’s nachts stiekem in hun hol gieren van het lachen om al die overwerkte, bezwete, stramme lijven.’
‘Nu doe je het zelf ook hè?’ zegt Myrthe.
‘Wat doe ik ook?’
‘Het slechte in de mens zien. Waar je haar net zelf van beschuldigt.’
‘Eh’.
‘Het is zo jammer,’ zegt ze terwijl ze sierlijk en doodkalm uit haar yogalegging-met-varens-motief stapt, ‘dat de ene aanname de andere vaak in de hand werkt. Ken je nog die Kinderen voor Kinderen-regel Een kind onder de evenaar / wordt later vaak een bedelaar? Toen ik dat zelf als kind hoorde heb ik jarenlang gedacht dat je daar onder die evenaar echt nergens anders kon belanden dan op straat. Als je snapt wat ik bedoel. De hogere kunst van de yoga, Iduna, zit hem volgens mij in het loslaten van alle aannames.’
Ik sjor mijn sportbeha van mijn lijf. Myrthe pakt haar Rituals-scrub en schrijdt – spiernaakt, kaarsrecht en met opgetrokken wenkbrauwen – naar de douche.
Iduna Paalman (1991) is Hard//hoofdcolumnist. Haar poëzie en korte verhalen verschenen o.a. in De Gids, Revisor, Het Liegend Konijn en NRC Handelsblad. Ook schrijft ze voor het toneel en werkt ze als docent. In 2016 won ze de Grote Lowlands Schrijfwedstrijd. Bij uitgeverij Querido werkt ze aan haar poëziedebuut. // iduna@hardhoofd.com
Tsjisse Talsma gaat het liefst met zijn schetsboek de wereld rond.