Op een winterdag in 1964, toen The Beatles alle records braken met She loves you, zat er een nieuwe jongen in de klas. Hij kwam uit een andere stad, was twee jaar ouder dan wij, reed op een scooter (zelf verdiend!) en spoedig werd duidelijk dat hij, in plaats van huiswerk te maken, liever in cafés en jazzkelders rondhing.
Waar ik het aan te danken had weet ik niet, maar al snel mocht ik met hem mee naar zijn favoriete terras, waar hij met zijn vrienden gesprekken voerde over de zin van het leven. Die was er niet - reden om nog maar een biertje te bestellen en een sjekkie te rollen. Ik was zestien en vond het allemaal erg opwindend. Op een zonnige middag reden we na schooltijd op zijn scooter naar een bos. Daar drentelden we wat heen en weer, allebei een appeltje etend. Hij pakte mijn hand, maar liet hem even later weer los. Ik kon het ook al niet geloven.
‘Wat is hij zenuwachtig,’ vond mijn moeder toen hij voor het eerst een boterhammetje bij ons at. Ik vertelde haar maar niet wat ik van hem wist: dat ze in de klas dachten dat hij homo was en dat zijn vader in een ‘instelling’ zat. Met mij had hij het daar niet over. Onze vriendschap groeide zonder veel woorden, of liever: zonder veel woorden van mijn kant. Hij praatte honderduit. Niet over zichzelf, maar over historische figuren, kunstenaars en andere mensen die ik niet kende. Over iedereen wist hij wel een smeuïge anekdote, die hij in fraaie zinnen en met veel humor opdiste. Het leek niet de bedoeling dat ik zelf ook iets inbracht. Als ik dat wel eens probeerde, nam hij het na twee zinnen alweer over. Logisch. Wat hij zei klonk altijd leuker. Interessanter.
Ruim vijftig jaar bleven we vrienden. Scheidingen, de dood van onze ouders, ontslag, ziekte, promotie – alles maakten we met elkaar mee.
Totdat er, na een depressie die volgens hem geen depressie was, iets in hem geknapt leek. Hij reageerde niet meer op mijn voicemails, bleef weg bij de crematie van een gemeenschappelijke vriend en toen ik iets moois te vieren had, liet hij niets van zich horen. Wat was er gebeurd?
Een echt antwoord kreeg ik niet.
Het werd steeds moeilijker een afspraak met hem te maken.
Via een kennis hoor ik nu af en toe hoe het met hem gaat.
Eerst was ik teleurgesteld. Toen boos en verdrietig. Maar vriendschap is net liefde: je ziet pas wat je zelf anders had moeten doen als het voorbij is.
Ik had hem vaker de mond moeten snoeren. Zeggen dat ik ook aandacht wilde; dat ik soms doodmoe werd van zijn verhalen en ook eens samen wilde zwijgen. Dan was er misschien ruimte gekomen voor echt contact. Dan had ik voorzichtig zijn pantser kunnen breken en gezien wat er werkelijk schuilging achter al die praatlust.
Luisteren is mooi, zeggen ze. En dat is het ook. Maar als je niet zegt wat je op je hart hebt, stuit je vroeg of laat op een muur.

Trudy Kunz werd in de jaren tachtig en negentig bekend door haar werk voor Libelle en Marie Claire. Voor Plus Magazine was zij bijna vijftien jaar columniste. Zij publiceerde meerdere interviewbundels en in 2013 verscheen haar eerste roman, Kroniek van een bange liefde. Als pensionado zonder pensioen verdeelt zij haar tijd, net als daarvoor, tussen schrijven, schilderen en ander (on)nuttigs.

Rosanne van Leusden is illustrator, wonend en werkend in Amsterdam.